"Met man en muis vergaan" is een vorm van een stijlfiguur.
In een personificatie voert een persoon de handeling uit.
"Als jij werkt, slaap ik. Als jij eet, zwijg ik. Als jij gaat, blijf ik." Dit is een vorm van repetitio (herhaling).
Slide 3 - Tekstslide
Startopdracht: noteer per zin juist of onjuist
"Met man en muis vergaan" is een vorm van BEELDSPRAAK (dus onjuist).
In een personificatie voert een levenloos/abstract ding de handeling uit (dus onjuist).
"Als jij werkt, slaap ik. Als jij eet, zwijg ik. Als jij gaat, blijf ik." Dit is een vorm van PARALLELLISME (dus onjuist).
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van de deze les ken je verschillende rijmschema's. Ook heb je Brederodes werk "Klucht van de koe" gelezen en hierin beeldspraak, stijlfiguren en rijmschema's geanalyseerd.
Je maakt aantekeningen.
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
1. Boek De belofte van Pisa meenemen en inleveren.
2. Opdracht 1 t/m 5 maken uit de Opdrachtenreader Klucht van de Koe en de tekstblokken lezen t/m pag. 6.
Slide 6 - Tekstslide
Uitleg rijmschema's
Slide 7 - Tekstslide
Eindrijm
Woorden aan het einde van de regel hebben dezelfde klank.
Kijk maar naar het gedicht hiernaast:
Slide 8 - Tekstslide
Vier rijmschema's bij eindrijm:
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Mannelijk eindrijm:
één klank rijmt
die klank krijgt de klemtoon
bv: 'kok' - 'stok'
Vrouwelijk eindrijm:
twee klanken rijmen
de voorlaatste klank krijgt de klemtoon
bv: 'kopen' - 'lopen'
Slide 14 - Tekstslide
Eindrijm - rijmschema's
aabb ccdd: gepaard rijm
abab cdcd: gekruist rijm
abba cddc: omarmend rijm
abcb: gebroken rijm
Slide 15 - Tekstslide
Termen uit de 16e/17e eeuw
Klucht: komisch toneelstuk, veelvoorkomende motieven zijn goedgelovigheid, overspel en dronkenschap. De bedoeling ervan was gewoon even lekker lachen en een beetje leren hoe het niet moet. De eerste Nederlandse kluchten stammen uit de 14de eeuw.
Een van de personages uit Bredero's toneelstuk is een gauwdief: dat is een slimme, geslepen dief. ‘gauw’ betekent ‘vlug’ of ‘snel’.
Een ander personage is een optrekker: dat is een slampamper, pierewaaier, losbol, doordraaier.
Slide 16 - Tekstslide
Termen uit de Klucht
Saffraan: extreem duur specerij (geen 11,- maar 300,- per gram)
Culemborg: rijke, welvarende stad waar misdadigers en mensen met schulden terecht konden voor asiel
wisselaars: geldwisselaars
Slide 17 - Tekstslide
Samen lezen
Slide 18 - Tekstslide
Lees mee
Regel 1 t/m 81, de introductie van Gijsje de gauwdief
Teken of schrijf tijdens het luisteren in je schrift belangrijke dingen uit dit deel van het verhaal
Slide 19 - Tekstslide
Zelfstandig werken
1. Lees het toneelstuk verder t/m regel 165.
2. Lees opdrachtenboekje en maak opdrachten t/m 8.
3. Leer de vormen van beeldspraak, rijmschema's en stijlfiguren (zie LessonUp-presentaties)