anatomie les 2 mens als werkend geheel

doel van deze les...
na deze les vertel je
  • welke kenmerken de cel, celmembraan en celkern heeft
  • welke vier celfuncties er bestaan
  • welke verschillende weefselcellen in je lichaam zitten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

doel van deze les...
na deze les vertel je
  • welke kenmerken de cel, celmembraan en celkern heeft
  • welke vier celfuncties er bestaan
  • welke verschillende weefselcellen in je lichaam zitten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

anatomie
  1. wat zie je hier?
  2. hoe is dit gebeurd?
  3. wat is die rode plek aan de zijkant?
  4. wat kan een oorzaak zijn waardoor een operatie nodig is?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

anatomie
  1. wat zie je hier?
  2. welke onderdelen van het lichaam werken niet goed?
  3. wat doen die onderdelen bij een goede functie?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

cellen
  • De cel is de kleinste levende eenheid met alle levenskenmerken
  • De cel bestaat uit een celmembraan, vocht en celorganellen (waaronder de celkern)
  • Chromosomen laten de cel weten wat het moet doen
  • Door celdeling kan de cel zich kopiëren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

celmembraan
  • bestaat uit twee laagjes en is dus dubbelwandig
  • is half-doorlaatbaar, sommige stoffen gaan er wel en andere niet doorheen (semipermeabel)
  • bevat eiwitten met een transportfunctie
  • bevat eiwitten met een signaalfunctie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

transport
  • zuurstof en kooldioxide gaan door drukverschil door de celmembraan
  • kost de cel geen moeite (passief transport)

  • water gaat door drukverschil door de celmembraan
  • kost de cel geen moeite (passief transport)


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

transport
  • glucose (en sommige ionen) wordt door speciale eiwitten in de celmembraan de cel in gebracht
  • kost de cel moeite en dus energie (actief transport)


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

signaal
Membraaneiwitten met een signaalfunctie dienen als zintuigen van de cel 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

celorganellen
Celorganellen zijn kleine onderdelen van de cel. Ze helpen de cel zijn taak goed uit te voeren:
  • geven opdrachten (celkern)
  • wekken energie op
  • bouwen stoffen opdie de cel nodig heeft en afbreken waar de cel vanaf moet: stofwisseling

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

celkern
  • in de celkern zit het erfelijk materiaal
  • 23 x 2 chromosomen = lange ketens met moleculen (DNA)
  • een eigenschap wordt bepaald door één of meerdere genen, stukjes DNA van een chromosoom

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

celdeling
Nieuwe cellen heb je nodig om te kunnen...
  • groeien
  • ontwikkelen
  • herstellen
  • voortplanten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

celdeling
Cellen delen zich door een exacte kopie van zichzelf te maken. Hierdoor heeft de dochtercel identieke eigenschappen als de moedercel.

Deze celdeling wordt mitose genoemd.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

celdeling
Geslachtscellen ontstaan door een dubbele deling: 
moedercel (46 chromosomen)
->  splitsen van chromosoomparen (23)
-> cellen maken hiervan een exacte kopie (46)
-> cellen splitsen deze (23)

De dochtercellen hebben dus elk de helft van het genetische materiaal in zich

Deze celdeling wordt meiose genoemd.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


  • groeien uit tot gespecialiseerde cellen
  • zitten in rood beenmerg

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eicel tot organisme
Stamcel 
  • groeien uit tot gespecialiseerde cellen
  • zitten in rood beenmerg

Slide 15 - Tekstslide

Zitten in het rode beenmerg
Hebben nog geen functie
Veranderen van vorm en gaan een specifieke functie vervullen
hoeveel cellen telt je lichaam?
A
65 duizend
B
65 miljoen
C
65 miljard
D
65 biljoen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke menselijke cel is de grootste?
A
een spiercel
B
een eicel
C
een botcel
D
een rode bloedcel

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoeveel chromosomen telt elke cel?
A
92
B
46
C
23
D
2

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat zit er binnen in de cel?
A
niets
B
alleen water
C
organellen
D
alleen de celkern

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

gen
dna
diffusie
organel
celmembraan

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke stof gaat passief door de celmembraan?
suiker
zuurstof
water

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

celfunctie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

celfuncties
Elke lichaamscel voert één van deze vier functies uit...
  • bedekken
  • steunen
  • bewegen
  • reageren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefsels
Groep cellen met dezelfde bouw en functie.
  • Dekweefsel
  • Steunweefsel
  • Spierweefsel
  • Zenuwweefsel

Wat is de functie?
Waar zit dit weefsel?

Slide 25 - Tekstslide

Dekweefsel:
Bekleed de binnenkant en buitenkant van de organen, door epitheelcellen.
Vormt de klieren
De huid
Holle organen; hart, bloedvaten,darmen
Slijmvlies, is dekweefsel met slijmproducerende cellen

Steunweefsel:
Zorgt voor de stevigheid,
Tussen de cellen bevindt zich:
 -bindweefsel, met collagene vezels
 -botweefsel, met botcellen en kalkzouten
 -kraakbeenweefsel,kraakbeencellen met een veerkrachtige tussenstof
Bijv:pezen, gewrichtsbanden, in de huid, in de slagaders

Spierweefsel:
Beweging van het lichaam
3 soorten spierweefsel:
Dwarsgestreept, willekeurig,skeletspieren, dit weefsel is vermoeibaar, staan onder onze wil
Gladde spieren,onwillekeurig,onvermoeibaar, staan niet onder onze wil,
Hartspierweefsel= dwarsgestreept, en onwillekeurig, staat niet onder onze wil, onvermoeibaar.

Zenuwweefsel:
Voor geleiding van prikkels van de hersenen naar de organen enz,
veel korte uitlopers en 1 lange uitloper
De neuriet …. Geeft de prikkel naar andere cellen door.
Zenuwweefsel zit in de hersenen,het ruggenmerg en in de zenuwknopen

cel
kleinste onderdeel van het lichaam
weefsel
groep cellen van hetzelfde type
orgaan
verschillende weefsels om een functie uit te oefenen
orgaanstelsel
groep organen die samen-werken aan een taak
organisme levend wezen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies