6.1 Verwantschap tussen soorten

Voorkennis:

Opfrissen (H2):
de verschillende 
organisatieniveaus in de biologie. We gaan in dit hoofdstuk aan de slag met soorten en populaties. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorkennis:

Opfrissen (H2):
de verschillende 
organisatieniveaus in de biologie. We gaan in dit hoofdstuk aan de slag met soorten en populaties. 

Slide 1 - Tekstslide

H6 Soorten en populaties

Slide 2 - Tekstslide

6.1 Verwantschap tussen soorten
Je leert:
- wat een soort is en wat niet
- over naamgeving van soorten
- over de indeling van soorten in de taxonomie
- de kenmerken van de 3 verschillende domeinen

Slide 3 - Tekstslide

Een soort kan zich onderling voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgen.
Wanneer horen twee organismen tot dezelfde soort?

Slide 4 - Woordweb

Wat is een soort?

Organismen behoren tot dezelfde soort als ze:
-> overeenkomst hebben in uiterlijke kenmerken en samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Tegenwoordig wordt daarnaast ook gebruik gemaakt van DNA-onderzoek om vast te stellen of twee organismen tot dezelfde soort behoren. 


Slide 5 - Tekstslide

Binominale naamgeving
Soortnaam bestaat uit twee delen:
-Geslachtsnaam (hoofdletter) en 
-soortnaam (kleine letter). 

Linnaeus (1707-1778) publiceerde in 1735 zijn Systema Naturae, die zijn taxonomie bevatte voor het organiseren van de natuurlijke wereld. Linneaus ging uit van drie koninkrijken, die werden verdeeld in klassen, deze werden  verder onderverdeeld in orden, families, genera (enkelvoud: genus)  en soorten. 

Slide 6 - Tekstslide

Binominale naamgeving voorbeeld
Soortnaam bestaat uit: 
Geslachtsnaam + soortnaam


Slide 7 - Tekstslide

Wat betekenen de soorttoevoegingen van deze mussen?

groot

kamdragend

staart
cauda(tus)
cristatus
major

Slide 8 - Sleepvraag

Welke twee soorten mussen zijn het meest aan elkaar verwant?
A
staartmees en kuifmees
B
staartmees en koolmees
C
kuifmees en koolmees

Slide 9 - Quizvraag

Taxonomische indeling (RAKOFGS)
Links de meest 'grote' groep (verzameling)

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 11 - Tekstslide

soorten of rassen?
Ras: 
-ontstaat door fokken van dieren of kweken/veredelen van planten.
-binnen het ras: homozygoot voor veel eigenschappen

Slide 12 - Tekstslide

Taxonome
Vroeger: hoogste groep = rijk

Tegenwoordig: hoogste groep zijn de domeinen: 
  • archaea
  • bacteriën
  • eukaryoten

Slide 13 - Tekstslide

Indeling in domeinen
kenmerk
archaea
bacteriën
eukaryoten
celmembraan
enkele laag fosfolipiden
dubbele laag fosfolipiden
dubbele laag fosfolipiden
kern
geen
geen
wel een kern
DNA
cirkelvormig
cirkelvormig
in chromosomen
Ook gebruikt elk domein een ander type rRNA

Slide 14 - Tekstslide

DNA onderzoek 
 moleculaire klok
Methode waarmee verschillen in het DNA van twee of meer soorten gebruikt worden om te schatten hoe lang geleden die soorten een gemeenschappelijke voorouder hadden. 

Hoe meer verschillende mutaties (tussen de twee soorten) aangetroffen worden, hoe minder nauw verwant ze zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Het is niet altijd duidelijk wat een soort is. Elke letter stelt een populatie voor. Overlap betekent dat ze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Hoeveel soorten zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quizvraag

Hybriden
Organismen kunnen wel voortplanten, maar de nakomelingen zijn onvruchtbaar!


Ik ben een zonkey

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk:
maken 6.1, lezen 6.2

Slide 18 - Tekstslide