Sterke werkwoorden met een e in de stam (o.t.t.)

Sterke werkwoorden met een 'e' in de stam
(tegenwoordige tijd)


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sterke werkwoorden met een 'e' in de stam
(tegenwoordige tijd)


Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute? 
  • Toetsen / opdrachten periode 4
  • Uitleg grammatica: sterke werkwoorden
  • oefenen
  • start - huiswerk  

Slide 2 - Tekstslide

Periode 4: toetsen + opdrachten
  • SO-Wörter Kapitel 11 + deel Kapitel 12 (weging 2x)
  • SO-Plauderecke Kapitel 11 (NL-DU) (DU-NL) (weging 2x)
  • Proefwerk (sterke werkwoorden o.t.t. + o.v.t., naamvallen, Wörter Kapitel 11 + deel Kapitel 12 + Schreibecke (weging 4x)
  • Luistertoets (weging 4x)
  • Vlog (spreekvaardgheid) (weging 3x)
  • Omslagweek: Leesvaardigheid (weging 4x)

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn sterke werkwoorden?
1. Klinkerverandering in de verleden tijd
2. Voltooid deelwoord eindigt op –en
3. Sterk in het Nederlands, meestal ook sterk in het Duits

Bv.: drinken - dronk - gedronken / trinken - trank - getrunken

Slide 4 - Tekstslide

Welke vormen krijgen deze e/i(e) - wissel (twee vormen)
1. du vorm
2. er/sie/es vorm

!! De uitgangen achter de stam zijn hetzelfde als/anders dan de regelmatige werkwoorden (fe)e-st-t-en-t-en? !!

Slide 5 - Tekstslide

De -e verandert in een i als de –e kort/lang is. (zoals in merken + werken)
De –e verandert in een ie als de –e kort/lang is. (zoals in meer + weer)
Sprechen (korte –e)
ich spreche
du sprichst
er/sie/es spricht
wir sprechen
ihr sprecht
Sie/sie sprechen
Sehen (lange –e)
ich sehe
du siehst
er/sie/es sieht
wir sehen
ihr seht
Sie/sie sehen

Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen!
--> Geben, nehmen, treten (lange e): de e verandert niet in –ie, maar in een –i
--> Gehen, stehen, bewegen: sterke werkwoorden, maar de -e blijft een -e in de tegenwoordige tijd. (du gehst, er steht etc.)
--> Nehmen: bij du, er/sie/es  h valt weg en extra m komt erbij (du nimmst, er nimmt)

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan:
sterke werkwoorden met een e in de stam
Stap 1: Wat is de stam van het werkwoord? Stam van een werkwoord = hele werkwoord –en
Stap 2: Welk persoonlijk voornaamwoord staat er in de zin?
Stap 3:
- du + er/sie/es  e wordt i of ie
- de rest  ga direct door naar stap 5
Stap 4:
- korte –e (sprechen)  i
- lange –e (sehen)  ie
- eventuele uitzonderingen?!
Stap 5:
(fe)esstenten gebruiken



Slide 8 - Tekstslide

1. Bij sterke werkwoorden verandert met een lange e-klank:
A
e->i
B
e->ie
C
e->ee
D
er verandert niets

Slide 9 - Quizvraag

2. Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam:
A
e->ie
B
e-> ee
C
e->i

Slide 10 - Quizvraag

3. Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 11 - Quizvraag

4. Welke twee vormen veranderen er bij Duitse sterke werkwoorden met een -e in de stam?
A
ich, du
B
ihr, er/sie/es
C
du, er/sie/es
D
wir, du

Slide 12 - Quizvraag

5. Du ..................immer so leise.
A
sprichst
B
spricht
C
sprecht
D
sprechst

Slide 13 - Quizvraag

6. Wo ....................ihr euch?
A
treffen
B
trifft
C
trefft

Slide 14 - Quizvraag

7. Erich ................noch ein Stück Kuchen.
A
nehmst
B
nihmt
C
nimmt
D
nimt

Slide 15 - Quizvraag

8. Warum ................... meine Mutter die Zeitung? (lesen)

Slide 16 - Open vraag

9. Vul aan:
sehen - er ....
A
sehst
B
seht
C
sieht
D
siehst

Slide 17 - Quizvraag

11. Sterk of zwak?

schwimmen - schwamm - geschwommen
A
sterk
B
zwak

Slide 18 - Quizvraag

10. Vul aan:
essen - ihr ....
A
isst
B
esst
C
ist
D
est

Slide 19 - Quizvraag

11. Du _________ mich nicht.
A
sehst
B
siehst
C
siehts
D
sieht

Slide 20 - Quizvraag

12. (geben) Die Lehrerin ________ dem Mächen eine Apfel.
A
giebt
B
gibt
C
gibst
D
gebt

Slide 21 - Quizvraag

An die Arbeit!
in itlearning
--> Opdracht A "sterke werkwoorden E o.t.t. (in itslearning)
In werkboek D
--> Opdracht 3.4 (S. 52 + 53) - WERKBOEK D
--> Opdracht 4.3 (S. 56  + 57) - WERKBOEK D

Slide 22 - Tekstslide

Gibt es Fragen?
Vielen Dank für eure Aufmerksamkeit!

Bis zum nächsten Mal!!

Slide 23 - Tekstslide