Gastles tl/havo - onbepaald lidwoord

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, vwo
• Leerjaar 1

Wilkommen!

Planung

• Uitleg ein(e) & kein(e)

• Uitleg bezittelijke voornaamwoorden

• Oefenen, oefenen & oefenen!

Ziele

• Je kunt de regels voor de uitgangen van ein- en kein- toepassen.

• Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.

Wat zijn lidwoorden?

Wat is het mannelijk lidwoord?

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Wat is het vrouwelijk lidwoord?

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Wat is het onzijdige lidwoord?

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Voorkennis

Je hebt geleerd dat:

• de (bepaalde) lidwoorden in het Duits der (m), die (v) en das (o) zijn. 

Je leert nu het onbepaald lidwoord 'ein(e)' & kein(e) kennen. 

onbepaald lidwoord ein(e) & kein(e)

• ein(e) (een) = onbepaald lidwoord --> ein Mann

In plaats van een bepaald lidwoord (de/het) , kan je ook een onbepaald lidwoord (een) gebruiken om iets algemener te beschrijven. 

Het onbepaalde lidwoord in het Duits is 'ein' of 'eine'. Ook 'kein of keine'  (geen) hoort bij deze groep.

onbepaald lidwoord ein(e) & kein(e)

• Bijvoorbeeld: De kat is buiten. - Die Katze ist draußen.
  

Dan heb je het over de kat die je kent en niet over het begrip kat in het algemeen.

• Bijvoorbeeld: Een kat loopt buiten. - Eine Katze ist draußen.
  

Dan kan je vragen: Welke kat? Onze kat? De kat van de buren?

Regel bij het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein

•  Alleen bij vrouwelijke woorden  (die) de uitgang -e. 
•  Mannelijke en onzijdige woorden (der/das) krijgen geen - e. 
•  Het woord kein- krijgt deze uitgang ook in het meervoud.

Wat valt je op in dit schema?

an die Arbeit!

•  Maak opdracht 1 en 2 van het werkblad.

Ben je eerder klaar?

• Aufgabe 19, 20 & 21 uit je boek!
  

Oefening 1: Vul in met "ein" of "eine"

1. 1. Das ist ___ Hund. (M)
   
2. Ich habe ___ Buch. (O)
   
3. Wir sehen ___ Katze. (V)
   
4. Sie hat___ Apfel. (M)
   
5. Er hat ___ Ball. (M)
   
6. Er hat ___ Auto. (O)
7. Das ist ___ Lampe. (V)
8. Sie liest ___ Buch. (O)
9. Wir kaufen ___ Blume. (V)
10. Ich trinke ___ Glas Wasser. (O)

Oefening 2: vul in met "ein" of "eine"

1. ___ Tisch (M) 
   
2. ___ Lampe (V)
   
3. ___ Auto (O)
   
4. ____ Blume (V)
   
5. ___ Stuhl (M)
   
6. ___ Apfel (M)
   
7. ___ Katze (V)
   
8. ___ Ball (M)
   
9. ___ Hund (M)
   
10. ___ Tasse (V)
    

Bezittelijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden 

geven aan van wie iets is. 

Ze laten zien bij wie iets hoort.

der = mannelijk

das = onzijdig

die = vrouwlijk

plural = meervoud

1. Mein Bruder ist hier. (mannelijk, mijn broer is hier)
   
2. Meine Schwester ist hier. (vrouwelijk, mijn zus is hier)
   
3. Mein Buch ist hier. (onzijdig, mijn boek is hier)
   
4. Meine Freunde sind hier. (meervoud, mijn vrienden zijn hier)
   

Waarom komt er bij 2 en 4 een 'e' erachter?

Ben je eerder klaar?

• Aufgabe 25 en 26 uit je boek!

1. (jouw) ___ Vater ist nett. (m)
   
2. (zijn) ___ Mutter ist Lehrerin. (v)
   
3. (ons/onze) ___ Haus ist groß. (o)
   
4. (haar) ___ Hund ist klein. (m)
   
5. (hun) ___ Kinder sind in der Schule. (mv)
   
6. (mijn) ___ Freund ist lustig. (m)
   
7. (jullie) ___ Auto ist neu. (o)
   
8. (jouw) ___ Schwester ist klug. (v)
   
9. (mijn) ___ Lehrer ist freundlich. (m)
   
10. (hun) ___ Bücher sind interessant. (mv)
    

Het onbepaald lidwoord krijgt bij mannelijke en onzijdige woorden ...

1. een 'e' achter ein/kein
2. een 'st' achter ein/kein
3. geen 'e' achter ein/kein
4. een 'en' achter ein/kein

Er komt alleen bij ..... woorden een 'e' achter ein/kein

1. onzijdige
2. vrouwelijke en meervoud
3. mannelijke

'ein' kan nooit in combinatie met een woord dat .... is.

1. vrouwelijk
2. mannelijk
3. onzijdig
4. meervoud