8. stappenplan en uitwerking

STAPPENPLAN EXAMEN SCHRIJVEN
Eerst lees je de opdracht door. 

1.  Heb je een examenrol?
2. Welke soort tekst moet je schrijven? 
3. Wat is de tekstsoort daarvan?
4. Hoe moet die tekst eruitzien? 
5. Schrijf in de tegenwoordige tijd.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

STAPPENPLAN EXAMEN SCHRIJVEN
Eerst lees je de opdracht door. 

1.  Heb je een examenrol?
2. Welke soort tekst moet je schrijven? 
3. Wat is de tekstsoort daarvan?
4. Hoe moet die tekst eruitzien? 
5. Schrijf in de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

1.  Heb je een examenrol?
► Ja: dan terug laten komen in de tekst. Aan het begin, als je jezelf voorstelt of aan het eind als afsluiting.

Slide 2 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

2. Welke soort tekst moet je schrijven?
Een artikel, een brief of een e-mail? Een recensie kan ook! 
En moet dat zakelijk (formeel) of persoonlijk zijn? 

Slide 3 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

3. Wat is de tekstsoort daarvan?
► informatief, activerend, instructief, betogend? 
Eigenlijk ben je altijd aan het informeren. Dus je hebt er sowieso twee. 

Slide 4 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

4. Hoe moet die tekst eruitzien? 
Hier hebben we het over taalconventies, dus de taalafspraken. 
Waar moet een komma? En wat krijgt een hoofdletter? 

Slide 5 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

5. Schrijf in de tegenwoordige tijd 
Schrijf waar mogelijk met één werkwoord. 
Mijn naam is Wendela Kiers en ik ben docent bij Zone.college. 
Ik volg de mbo-opleiding tot dierverzorger op het Zone.college.
Ik heb interesse in de vacature, waarin u een dierverzorger vraagt.  

Slide 6 - Tekstslide

VANDAAG
Wat lastig werd gevonden bij de schrijfopdracht en wat goed ging.

Ook: hoe een recensie eruit moet zien.





Slide 7 - Tekstslide

maandag 9 december 2024
13.30-14.30*
Nederlands Schrijven 
ZwoDv32
L238

*heb je dyslexie, dan krijg je er 15 minuten bij   

Slide 8 - Tekstslide

 Lees de opdracht goed door, ook tijdens het schrijven en erna.
 Je krijgt tijdens het examen exact 60 minuten voor drie schrijfopdrachten.
 Op het examen krijg je niet te zien wat jouw volgende opdracht is. 

►Ga daarom niet meer doen dan de opdracht van jou vraagt. 

Slide 9 - Tekstslide

DE SCHRIJFOPDRACHT 
(komt na deze slide)

Slide 10 - Tekstslide

Examenopdracht: reactie op een podcast
Je hebt laatst een podcast geluisterd over sociale media en jongeren. 

In de podcast vertelden ze over de voordelen (zoals contact met vrienden) en de nadelen (zoals verslaving en slechte invloed op je zelfbeeld). 

Je vond de podcast interessant en hebt er een mening over.










Slide 11 - Tekstslide

Examenopdracht: reactie op een podcast
Schrijf een korte reactie op de podcast die je kunt plaatsen in een online reactieforum. In je reactie:
1. Vertel wat je van de podcast vond en waarom het onderwerp je interesseert.
2. Noem één punt waarmee je het eens bent en leg uit waarom.
3. Noem ook één punt waarmee je het niet eens bent en leg uit waarom.
4. Schrijf je een idee voor een onderwerp waarover je graag meer zou willen horen in een volgende aflevering.
Je mag zelf extra informatie bedenken die niet in de opdracht staat. 








Slide 12 - Tekstslide

WAT MOET JE DOEN? 
Weet je het nog van die tekstsoorten? 

Je bent bij deze schrijfopdracht aan het informeren over dat onderwerp van de podcast. Je geeft jouw mening en probeert de lezer te overtuigen.  

Je schrijft een recensie, geeft jouw mening over dat onderwerp. 
Een recensie is geen e-mail en geen brief. Dus is het een artikel! 


Slide 13 - Tekstslide

artikel
e-mail
brief
titel?
aanhef?
alinea's?
afsluiting?
jouw naam? 
voorbeelden:

Slide 14 - Tekstslide

ONTHOUDEN
► Alinea's: het onderwerp, daar gaat de hele tekst over. Een deelonderwerp valt onder dat onderwerp en krijgt een aparte alinea. 

Onderwerp: het onderwerp van de podcast. Deelonderwerp: inleiding; eens + oneens met het onderwerp; (eventueel een alinea met oneens met het onderwerp); jouw idee voor een podcastonderwerp. Dus drie óf vier alinea's. 

Slide 15 - Tekstslide

ONTHOUDEN
Begin van de zin? Hoofdletter. Niet middenin de zin. 

Jouw eigen naam? Hoofdletter! Ook jouw achternaam. Die is uniek. 

Einde van de zin? Een punt. 

Slide 16 - Tekstslide

ARTIKEL
►Een artikel heeft een titel met een hoofdletter aan het begin en géén punt of komma aan het eind. 

►Schrijf altijd in alinea's en schrijf achter elkaar door in zo'n alinea.

►Een artikel heeft jouw naam (en examenrol). 

Slide 17 - Tekstslide

CIJFERS
  • 5.4: 1
  • 6.0: 3
  • 6.8: 1
  • 7.3: 3
  • 9.2: 1



Slide 18 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 19 - Tekstslide