H1 Inleiding procesrecht

Procesrecht


Wat is dit nu precies? Van belang daarbij is dat je het verschil kent tussen materieel recht en formeel recht!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Procesrecht


Wat is dit nu precies? Van belang daarbij is dat je het verschil kent tussen materieel recht en formeel recht!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Materieel of Formeel?
Wat behoort tot het materiële recht en wat tot het formele recht?
Maak hierna de sleepvraag af

Slide 3 - Tekstslide

materieel recht
formeel recht
werkgever moet zorgen voor veilige werkomgeving
werknemer heeft recht op bepaald aantal vakantiedagen
tegen uitspraak van rechter over ontbinding van arbeidsovereenkomst kan werknemer binnen 3 maanden in beroep 
in een procedure is er sprake van het recht op hoor en wederhoor

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat is geen grondregel in het procesrecht?
A
hoor en wederhoor
B
hoger beroep tegen een uitspraak van een rechter
C
onrechtmatige daad

Slide 8 - Quizvraag

Wat is GEEN bron van het procesrecht?
A
Grondwet
B
Wet op de rechterlijke organisatie
C
Advocatenwet
D
Handelsnaamwet

Slide 9 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met Lijdelijkheid van de rechter in een proces?
A
De rechter niets doet tijdens een zitting
B
De inhoud van het proces wordt door partijen bepaald.
C
De Rechter alleen op maandagen vonnis wijst
D
Partijen maar 1 keer worden gehoord tijdens een zitting

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN formeel recht
A
Het uitbrengen van de dagvaarding door de deurwaarder
B
Griffiekosten betalen door een partij
C
Een overeenkomst tussen koper en verkoper
D
Een vonnis wijzen door de Rechter

Slide 11 - Quizvraag

Dalton woonachtig in Utrecht wordt gedagvaard voor een openstaande rekening bij BOL.com van Euro 2000. Voor welke rechtbank dient hij te worden gedagvaard?
A
Kantonrechter te Arnhem
B
Rechtbank van de eisende partij
C
De deurwaarder heeft een vrije keuze
D
De kantonrechter bij de Rechtbank Utrecht

Slide 12 - Quizvraag

Fam. Jansen heeft een vordering van 25.100 voor verkoop van een auto aan Willem. Met welke absolute competentie moet fam. Jansen met een procedure rekening houden.
A
Het Gerechtshof
B
De Kantonrechter
C
De rechtbank Civiele kamer
D
De Hoge Raad

Slide 13 - Quizvraag

Welke soort vordering behoort niet tot de competentie van de Kantonrechter?
A
arbeidsovereenkomst
B
Huurovereenkomst
C
Echtscheiding
D
consumentenkoopovereenkomst

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de hoofdregel van de Relatieve competentie?
A
De rechtbank van de eiser is bevoegd
B
De rechtbank van de gedaagde is bevoegd
C
De rechtbank in Den Haag is altijd bevoegd
D
Wat??

Slide 15 - Quizvraag

Marian heeft een conflict met haar werkgever over een vordering ter hoogte van Euro 55.000. Naar welke soort rechter moet zij naartoe?
A
De civiele kamer het is immers hoger dan Euro 25.000
B
De arbeidsrechter
C
De bestuursrechter
D
De Kantonrechter

Slide 16 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met het woord: arrondissement?
A
De kamer van Rutte
B
Het werkgebied van het Gerechtshof
C
Het werkgebied van de rechtbank
D
De zittingskamer van de Kantonrechter

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met: procedure in eerste aanleg?
A
De eerste behandeling van de zaak door (kanton) rechter van de RB
B
De behandeling door de HR
C
eerste behandeling door het Gerechtshof
D
Dat je in cassatie gaat

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer ga je naar het Gerechtshof?
A
Bij een zaak in eerste aanleg
B
Hoger beroep van uitspraken van de Rb en Kantonrechter
C
Als je in cassatie gaat
D
Als je gaat trouwen

Slide 19 - Quizvraag