1. Belangrijke begrippen weten. (samenvatten en voorbeelden kunnen geven)
2. verbanden trekken tussen de begrippen. (wat zijn overeenkomsten/verschillen, kan ik er een hoe-hoe zin van maken?)
3. Oefenen met vragen en deze héél goed nakijken.
(komen ze overeen met hoe antwoordmodellen antwoord geven)