Meewerkend voorwerp (MV)

Het meewerkend voorwerp


Het meewerkend voorwerp is vaak de andere persoon in de zin.

Je kan voor het meewerkend voorwerp 'aan' of 'voor' zetten.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het meewerkend voorwerp


Het meewerkend voorwerp is vaak de andere persoon in de zin.

Je kan voor het meewerkend voorwerp 'aan' of 'voor' zetten.

Slide 1 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp is:
Aan/voor wie + pv + ow + lv + rest van wg?

Degene die iets krijgt, verneemt of van wie iets wordt afgenomen.
Niet in iedere zin zit een meewerkend voorwerp.




Slide 2 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.  
Niet in elke zin staat een meewerkend voorwerp.





Slide 3 - Tekstslide

LET DUS OP!
Als er 'aan' of 'voor' bij het meewerkend voorwerp staat, dan hoort dat altijd bij het meewerkend voorwerp!

Slide 4 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Hoe haal je het meewerkend voorwerp uit de zin?

Slide 5 - Tekstslide

Een meewerkend voorwerp...
A
… begint altijd met een voorzetsel.
B
… begint nooit met een voorzetsel.
C
… kan met een voorzetsel beginnen, maar dat hoeft niet.
D
… geen idee wat dat is.

Slide 6 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp is altijd een 'wie'.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp is een?
A
Woordsoort
B
Zinsdeel
C
Persoonsvorm

Slide 8 - Quizvraag

Een meewerkend voorwerp
A
staat in elke zin
B
moet altijd aan/voor bevatten
C
staat in een zin met werkwoorden die iets te maken hebben met vertellen of geven
D
"ondergaat'' wat het onderwerp doet

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 10 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp...
A
aan wie of voor wie
B
wie + gezegde + onderwerp
C
wat + gezegde + onderwerp
D
is altijd een voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp
A
Woordsoort
B
Zinsdeel

Slide 12 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?

'Wil hij een ijsje van mij hebben?'
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

meewerkend voorwerp
Haar moeder
een lange preek.
gaf
haar

Slide 14 - Sleepvraag

meewerkend voorwerp
Klas 2D
chocola.
geeft
mevrouw Rosink

Slide 15 - Sleepvraag

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 16 - Sleepvraag

meewerkend voorwerp
Het meisje
al
had
de uitnodigingen voor het feest
aan de hele klas
gegeven.

Slide 17 - Sleepvraag

meewerkend voorwerp
Het meisje
elke dag
brengt
haar paard
hooi.

Slide 18 - Sleepvraag

Ik help hem.
Ik zie haar.
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 19 - Sleepvraag

meewerkend voorwerp
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 20 - Sleepvraag

meewerkend voorwerp
Mijn airpods
heeft
mijn moeder
tijdens het eten
aan mijn broertje
gegeven.

Slide 21 - Sleepvraag

werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Geef
jij
dat cadeau
aan hem?

Slide 22 - Sleepvraag