M3 Unit 3 - adverbs (and adjectives)

Grammar
May/might
Past simple
Past continuous
should/shouldn't
adverbs
adjectives
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare school

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar
May/might
Past simple
Past continuous
should/shouldn't
adverbs
adjectives

Slide 1 - Tekstslide

May / might + hele werkwoord
? = misschien, formeel, beleefd                                                   May
?? = heel misschien, heel formeel, heel beleefd               Might

mag/mogen, zou mogen, voorstel

Slide 2 - Tekstslide

(? vallen) The little boy ___ off the stairs if he's not careful.

Slide 3 - Open vraag

(?? zijn) That skier ____ be the best ever.

Slide 4 - Open vraag

Past continuous
was of were + -ing vorm
Geeft aan dat het in het verleden aan de gang was

I was cycling all day yesterday

Slide 5 - Tekstslide

? (smile) ___ those kids ____ when I fell off my bike?

Slide 6 - Open vraag

+ (draw) The teacher ___ on the white board when the bell rang.

Slide 7 - Open vraag

Past Simple <> Past continuous
Beide in het verleden, maar bij de past continuous is de duur van belang.

We were cycling, when it started to rain.

Slide 8 - Tekstslide

- (look) No, I ___ when you did that magic trick.

Slide 9 - Open vraag

+ (cook) My mother ____, while I was doing my homework.

Slide 10 - Open vraag

Make a sentence with the past simple of 'to argue'

Slide 11 - Open vraag