Lezen H4

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Je kan signaalwoorden in een tekst herkennen en deze koppelen aan een verband.

Lezen H4 blz 90

- Opdracht 1 nakijken

- Opdracht 2 samen lezen

      - Schrijf 10 kernwoorden op --> tekst samenvatten

- Opdracht 2 vragen maken

- Samen opdracht signaalwoorden oefenen

Maandag uitleg opdracht glossy

Wat is géén signaalwoord tegenstellend verband?

1. Toch
2. Echter
3. Daarentegen
4. Toen

Signaalwoorden geven verbanden aan. Welk verband is er als je 'eerst, vervolgens, daarna' tegenkomt

1. voorbeeld
2. argument
3. volgorde van tijd
4. opsomming

'Want' is een signaalwoord. Welk verband geeft het aan?

1. Een uitleg
2. Een voorbeeld
3. Een tegenstelling
4. Een opsomming

14. Wat zijn signaalwoorden concluderend verband ?

1. omdat, daarom, dus
2. doordat, daardoor, dus
3. dus, daarom, kortom
4. opdat, zodat, om te

Signaalwoorden tegenstellend verband zijn

1. maar, echter, toch
2. om te, door te, door middel van
3. eerst, vervolgens, dan
4. dus, kortom, slotsom

welke woorden zijn signaalwoorden chronologisch verband ?

1. vroeger, later, daarna, terwijl
2. ten eerste, ten tweede, bovendien, daarnaast
3. maar, echter, toch, daarentegen
4. fiets, auto, boek, schrift

welke woorden zijn signaalwoorden tegenstellend verband

1. daarentegen, aan de ene kant, aan de andere kant, integendeel
2. nadat, eerst, tegelijkertijd, tijdens
3. vervolgens, ten slotte, bovendien, als laatste
4. volgende week, morgen, een andere keer, gisteren

Signaalwoorden en verbanden

Opsomming: en, ook, ten eerste, ten tweede, een ander.., daarbij, daarnaast, voorts, verder, bovendien, niet alleen … maar ook, zowel … als, noch … noch, ten slotte, enzovoort, eveneens, evenals, tevens

Tegenstelling: maar, echter, daarentegen, al(hoewel), desondanks, toch, doch, integendeel, enerzijds … anderzijds, niettemin, in tegenstelling tot 

Voorbeeld: zoals, zo, bijvoorbeeld, ter illustratie, stel, neem nou

Signaalwoorden en verbanden

Tijdsvolgorde: Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds

Oorzaak/gevolg: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan, waardoor, ten gevolge van

Voorwaarde: Als....(dan), indien, tenzij, mits

Opsomming: en, ook, ten eerste, ten tweede, een ander.., daarbij, daarnaast, voorts, verder, bovendien, niet alleen … maar ook, zowel … als, noch … noch, ten slotte, enzovoort, eveneens, evenals, tevens

Tegenstelling: maar, echter, daarentegen, al(hoewel), desondanks, toch, doch, integendeel, enerzijds … anderzijds, niettemin, in tegenstelling tot

Voorbeeld: zoals, zo, bijvoorbeeld, ter illustratie, stel, neem nou

Maak 3 zinnen en in elke zin is een ander verband. Om dit verband duidelijk te maken gebruik je een signaalwoord.

Tijdsvolgorde: Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds

Oorzaak/gevolg: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan, waardoor, ten gevolge van

Voorwaarde: Als....(dan), indien, tenzij, mits