De kandidaten kunnen de opvattingen van Lakoff & Johnson, Vroon & Draaisma, Swaab, Dreyfus, Clark & Chalmers en O’Regan, Myin & Noë (hierna; Noë)) over de vraag hoe wetenschap en techniek het mensbeeld veranderen uitleggen, vergelijken, toepassen en evalueren. Daarbij kunnen zij de volgende standpunten betrekken:
•
dat taal uitdrukt uit hoe we met ons lichaam in de wereld staan (Lakoff & Johnson);• dat mensbeelden historisch contingent zijn (Vroon & Draaisma);
• dat mensen hun brein zijn en het brein als een computer is (functionalistisch cognitivisme, Swaab) en de evaluatie hiervan (Dreyfus, connectionisme);
• dat mensen niet alleen met hun brein denken, maar ook met hun lichaam in een omgeving (4E-cognitivisme, Clark & Chalmers en Noë).