Nederlands - Talent - 3 vmbo- XX - Woorden, alles door elkaar

Nederlands - Talent - 3 vmbo-X

X.3 Woorden
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Talent - 3 vmbo-X

X.3 Woorden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Woorden X.3

  • Ik kan de betekenis van een woord omschrijven.
  • Ik kan bij een omschrijving het juiste woord kiezen.
  • Ik kan het juiste woord in een zin zetten.
  • Ik begrijp de betekenis van de woorden en ik kan er zelf een zin mee maken.


 

Slide 2 - Tekstslide

Leren

3.3 Woorden    blz.  99


  • woord  - betekenis
  • betekenis - woord
  • juiste woord in zin kunnen zetten
  • zelf zin maken met woord
timer
0:10

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen: woord - betekenis

Je leest het moeilijke woord.


Jij typt de betekenis.



Slide 4 - Tekstslide

Wat is de betekenis van ...
1.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
2.

Slide 6 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
3.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
4.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
5.

Slide 9 - Open vraag

Oefenen: betekenis - woord

Je leest de betekenis. 


Jij typt het moeilijke woord.

Slide 10 - Tekstslide

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
6.

Slide 11 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
7.

Slide 12 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
8.

Slide 13 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
9.

Slide 14 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
10.

Slide 15 - Open vraag

Oefenen: maak een zin met een moeilijk woord.
  • Maak een zin met het gegeven woord.
  • De betekenis van het woord moet daarin duidelijk worden.
  • Gebruik een hoofdletter aan het begin.
  • Zet een punt, vraagteken of uitroepteken aan het einde.

Slide 16 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
11.

Slide 17 - Open vraag

Maak een zin met:
12.

Slide 18 - Open vraag

Maak een zin met:
13.

Slide 19 - Open vraag

Maak een zin met het woord:
14.

Slide 20 - Open vraag

Maak een zin met het woord:
15.

Slide 21 - Open vraag

Oefenen: welk woord past in de zin?

Slide 22 - Tekstslide

. Welk woord past in de zin?
A

Slide 23 - Quizvraag

. Welk woord past in de zin?
A

Slide 24 - Quizvraag

. Welk woord past in de zin?
A

Slide 25 - Quizvraag

. Welk woord past in de zin?
A

Slide 26 - Quizvraag

. Welk woord past in de zin?
A

Slide 27 - Quizvraag

. Welk woord past in de zin?
A

Slide 28 - Quizvraag

Oefenen: meerkeuzevragen

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het woord?
16.

A

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
.

A

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
.

A

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
.
A

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
.

A

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
.

A

Slide 35 - Quizvraag

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.


Goed gewerkt!

Slide 36 - Tekstslide