Klassikaal: P8 Les 1 - exp Serologie

Experiment 7a t/m 7c: bloedgroepen serologie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Experiment 7a t/m 7c: bloedgroepen serologie

Slide 1 - Tekstslide

Weet jij je bloedgroep?
Ja
Nee

Slide 2 - Poll

Welke bloedgroepen ken je?

Slide 3 - Woordweb

Welke antistoffen heeft een patiënt met bloedgroep A in zijn plasma?
A
Anti-A
B
Anti-B
C
Anti-A en Anti-B
D
Anti-O

Slide 4 - Quizvraag

Waarom?
  • In het bloed komen antigenen (zoals A, B, RhD) en antilichamen (bv. anti-A, anti-B) voor. Deze bepalen samen je bloedgroep.
  • Een verkeerde transfusie kan leiden tot een ernstige transfusiereactie.
  • Daarom is serologisch onderzoek belangrijk vóór elke bloedtransfusie.

Slide 5 - Tekstslide

Drie bepalingen
1. ABO- en RhD-bepaling
→ Wat is iemands bloedgroep?
2. Rhesusfenotypering
→ Wat is de precieze samenstelling van Rh-antigenen?
3. Antistofscreening
→ Zitten er ongewone antistoffen in het plasma?

Slide 6 - Tekstslide

Exp. 7a: ABO- en Rhesus-D-bepaling
Na dit experiment kan je: 
  • Uitleggen wat het doel is van een ABO- en RhD-bepaling.
  • Het verschil beschrijven tussen antigeenbepaling (op erytrocyten) en antistofbepaling (in plasma).
  • Zelfstandig een ABO- en RhD-typering uitvoeren via de buisjesmethode.
  • Correct een bloedgroep vaststellen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Het experiment
1. Voorbereiding erytrocytsuspensie (3-5%)
Ery's + zoutoplossing → centrifugeren → supernatant verwijderen
Ery's verdunnen tot 3-5% suspensie
2. Antigeenbepaling op erytrocyten
Voeg ery's toe aan buisjes met anti-A/B/AB/D/controle
Centrifugeer en beoordeel op agglutinatie (klontering)  →  controle hoort negatief te zijn
3. Antistofbepaling in plasma
Voeg plasma toe aan buisjes met A1- en B-cellen
Centrifugeer en kijk of agglutinatie optreedt

Slide 9 - Tekstslide

Resultaten aflezen: bijv. bloedgroep A-
  • Bloedgroep A- heeft antigenen A en antistoffen B, en geen antigenen D (Rhesus)

  • Agglutinatie bij anti-A → Antigeen A aanwezig
  • Plasma dat klontert met B-cellen → anti-B aanwezig
  • Geen agglutinatie bij Anti-D → Rh negatief

Slide 10 - Tekstslide

Anti-A
Anti-B
Anti-A
Anti-B
Hieronder de resultaten van de ery's met anti-A of anti-B.
Sleep de bloedgroep naar de juiste resultaten.
Bloedgroep B
Bloedgroep A
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 11 - Sleepvraag

Hiernaast de resultaten van het bloedplasma met cellen A of B.
Sleep de bloedgroep naar het juiste resultaat.
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 12 - Sleepvraag

Wanneer is iemand rhesus positief?
A
Wanneer er agglutinatie optreedt tussen ery's en anti-D
B
Wanneer er geen agglutinatie optreedt tussen de ery's en anti-D

Slide 13 - Quizvraag

Exp. 7b: Rhesus typering
Na dit experiment kun je: 
  • Het doel van rhesus-fenotypering uitleggen.
  • Uitleggen waarom twee temperaturen worden gebruikt bij de rhesustypering
  • Resultaten interpreteren en een Rhesus fenotype afleiden.


Slide 14 - Tekstslide

Waarom?
  • Rhesus-systeem = complex van antigenen (D, C, c, E, e).
  • Naast bloedgroepbepaling ook rhesus-fenotypering belangrijk.
  • Zeker bij:
    - Vrouwen in vruchtbare leeftijd
    - Patiënten met frequente transfusies

Slide 15 - Tekstslide

Wij testen hier bij twee temperaturen - waarom?
  • IgM-antistoffen kunnen:
- Binden bij kamertemperatuur ("koude" antistoffen)
- Of pas bij 37°C ("warme" antistoffen)
  • Door beide te testen voorkom je fout-negatieve resultaten
  • Betrouwbare agglutinatie-detectie vereist beide fases

Slide 16 - Tekstslide

Het experiment
1. Maak een erytrocytensuspensie (3–5%)
2. Meng met antistoffen: anti-C, -c, -E, -e
3. Voer agglutinatietest uit op:
- Kamertemperatuur: centrifugeer en kijk of er agglutinatie is, daarna op 37°C
- 37°C: laat alle buisjes 15 min. staan bij 37°C en centrifugeer.
4. Beoordeel of agglutinatie optreedt
5. Leid het rhesus-fenotype af

Slide 17 - Tekstslide

Resultaten interpreteren
Antistof
Agglutinatie? 
Antigeen aanwezig?
Anti-C
Anti-c
Anti-E
Anti-e
BSA controle
Moet negatief zijn!

Slide 18 - Tekstslide

Fenotypen bepalen

Slide 19 - Tekstslide

Waarom test je agglutinatie op zowel kamertemperatuur als 37°C?

A
Omdat sommige antigenen alleen bij lage temperatuur actief zijn
B
Omdat antistoffen temperatuurafhankelijk binden
C
Omdat de erytrocyten anders kapotgaan
D
Om tijd te besparen

Slide 20 - Quizvraag

Zet de stappen op de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
Erytrocytensuspensie maken
Antistoffen + erytrocyten in buisje pipetteren
Centrifugeren
Incuberen op 37°C
Opnieuw centrifugeren
Beoordelen op agglutinatie
Beoordelen op agglutinatie

Slide 21 - Sleepvraag

Wat gebeurt er als een controlebuisje wél agglutinatie laat zien?

Slide 22 - Open vraag

Koppel de antistof aan het antigeen die ze detecteren.
C
c
E
e
anti-C
anti-c
anti-E
anti-e

Slide 23 - Sleepvraag

Exp. 7c. Kruisproef
Na dit experiment kun je:
  •  uitleggen wat het doel en de werkwijze is van een korte kruisproef
  • uitleggen hoe de resultaten geïnterpreteerd worden om de geschiktheid van een bloeddonor te bepalen.

Slide 24 - Tekstslide

Irregulaire antistoffen/natuurlijke antistoffen
Soort antistof
Wanneer ontstaan ze?
Klasse
Belangrijk bij
Natuurlijke antistoffen
Van nature aanwezig
IgM
Bloedgroep ABO-check
Irregulaire antistoffen
Na contact met vreemd bloed
IgG/IgM
Screening en kruisproef

Slide 25 - Tekstslide

Waarom doen we dit experiment?
  • Vaststellen of het plasma van de ontvanger antistoffen bevat die agglutinatie veroorzaken met donorerytrocyten.
  • Hierdoor kunnen we bepalen of een bepaalde donor veilig bloed kan geven aan een patiënt.

Slide 26 - Tekstslide

Het experiment
1. Maak een erytrocytensuspensie van donor (3–5%)
2. Meng donor ery's met 2 druppels plasma van patiënt
3. Voer agglutinatietest uit op:
- Kamertemperatuur: centrifugeer en kijk of er agglutinatie is
- BSA: meng met BSA en centrifugeer, controleer op agglutinatie
- 37°C: laat alle buisjes 15 min. staan bij 37°C en centrifugeer.
4. Beoordeel of agglutinatie optreedt

Slide 27 - Tekstslide

Resultaat interpreteren
  • Noteer je observaties per fase: Kamertemperatuur, BSA en 37°C
  • Als er géén agglutinatie is: donor geschikt
  • Bij wel agglutinatie: donor ongeschikt. 

Slide 28 - Tekstslide

Wat betekent het als je agglutinatie ziet bij 37°C?
A
Er is geen probleem
B
Donorerytrocyten zijn goedgekeurd
C
Het plasma van de patiënt bevat antistoffen tegen de donorerytrocyten

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag

Slide 30 - Tekstslide