Cursus 7, §12 Voltooid deelwoord (en onvoltooid deelwoord)

Lesdoelen

Ik kan een voltooide en onvoltooide tijd herkennen
Ik kan een voltooide en onvoltooide tijd op de juiste manier schrijven
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen

Ik kan een voltooide en onvoltooide tijd herkennen
Ik kan een voltooide en onvoltooide tijd op de juiste manier schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (en onvoltooid deelwoord)
Cursus 7  § 12 VD / De brug overstappen  §5 VD en OD

Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het geeft aan dat iets is afgelopen  (voltooid).
- Het voltooid deelwoord is niet de persoonsvorm. 
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, worden of zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be-, ver-, her-, er- en ont-.
- Het voltooid deelwoord eindigt vaak met -t, -d of -en.

Slide 3 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD

In veel zinnen komt een voltooid deelwoord voor:


- Het diploma is behaald.

- De sollicitatie is verstuurd.

- De leerling werd naar school gebracht

- Het huiswerk is gemaakt

- Zij heeft dat opgeschreven


Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (2)

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
en
Voltooide tijd

Slide 6 - Tekstslide

oefening: voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Herhaalde
ververste
geschilde
verwende
ontplofte
verklede
geschreven
verbouwde
gehate
vergrote
aangereden
verbrande
gelijmde
gehoorde
gesprongen

Slide 7 - Tekstslide

oefening: voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
gevonden
ingevoerde
verzamelde
beantwoorde
gewitte
georganiseerde
geverfde
beloofde
geredde
uitgeprobeerde
beroofde
geschoten
geklopte
gevallen
vermelde

Slide 8 - Tekstslide

oefening: Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
bedrogen
geserveerde
verdiende
gebruikte
verminderde
toegejuichte
geshakete 
geklutste
gedoofde
opgehaalde
gestrande
bevroren
ingezamelde
berechte
getrouwde 

Slide 9 - Tekstslide

Voltooide tijd
1.  Het is al gebeurd
2. Je gebruikt de woorden zal/zou, zullen/zouden + nog een hulpwerkwoord

Braden --> Hij zou de kip in de oven gebraden hebben.
Bijten --> De hond zou de kleine teckel gebeten hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

Onvoltooide tijd
1. is nog niet gebeurd
2. Je gebruikt de woorden zal/zou of zullen/zouden

Braden --> hij zou de kip in de oven braden
Bijten --> zal bijten--> de hond zal in het speeltje bijten 

Slide 12 - Tekstslide

Hele werkwoord + d

Sabine en Claire gaan fietsend naar de training.
Lachend vertellen Jarie en Marie een grap.
Huilend vertelde ze het verhaal. 
Onvoltooid deelwoord

Slide 13 - Tekstslide

Onvoltooide deelwoorden vervoegen
Onvoltooide deelwoorden worden gevormd door '-end' aan de stam van het werkwoord toe te voegen.

  1. Hij bezorgt de kranten al fietsend.

Slide 14 - Tekstslide

Van deelwoorden bijvoeglijk naamwoorden maken
Onvoltooide deelwoorden kunnen worden gebruikt om bijvoeglijke naamwoorden te vormen, bijvoorbeeld:
 
'de lachende baby'. (geen voorvoegsel, eindigend op -ende).


Slide 15 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?
A
geoogst
B
oogsten
C
oogstten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is géén voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?
A
Heeft
B
juffrouw De Jong
C
de cadeaubon
D
gedaan?

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn voltooide deelwoorden?
A
schrijven
B
gedacht
C
overkomen
D
verteld

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
aankomen
B
groeten
C
gedaan
D
zwemmen

Slide 23 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 24 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
Gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 25 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen.
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 26 - Quizvraag

Een onvoltooid deelwoord...

A
is het hele werkwoord met-d(e)
B
is de stam met-d
C
soms d en soms niet

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een onvoltooid deelwoord?
A
smeltend
B
gesmolten
C
gerend
D
rennen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een onvoltooid deelwoord?
A
gemeld
B
slepend
C
gesmeed
D
verbaasd

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een onvoltooid deelwoord?
A
lopen
B
lopend
C
gelopen
D
liepen

Slide 30 - Quizvraag

Maken digitaal
(blz. 246-247, maar zonder OD)
Digitaal lesboek: 
- Eerst cursus 7, par. 12, opdracht 1-2-3-4-5
- Daarna De Brug Overstappen, par. 5, opdracht 1

Slide 31 - Tekstslide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(schrikken) De .............. kinderen.

Slide 32 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras.

Slide 33 - Open vraag

Hij .... de afspraak met de kapper gemaakt hebben.

Slide 34 - Open vraag

De kinderen ... geschrokken zijn van de harde knallen.

Slide 35 - Open vraag