Grammatica: zinsbouw 1C

Zinsbouw
Hoofdzinnen
1-2-3-zinnen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinsbouw
Hoofdzinnen
1-2-3-zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
1)  Je kunt zinsdelen herkennen.
2)  Je kunt 1-2-3-zinnen maken.

Slide 2 - Tekstslide

Doelen  1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.

Uitleg zinsdelen
Een hoofdzin bestaat uit zinsdelen. 
Een zinsdeel is één woord of
een groepje woorden die bij elkaar horen.



Slide 3 - Tekstslide

Doelen  1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Uitleg
De persoonsvorm (pv) is een zinsdeel.
Het onderwerp (ond) is ook een zinsdeel.
In een hoofdzin staan de persoonsvorm
en het onderwerp altijd naast elkaar.
In een hoofdzin komt de persoonsvorm
bijna altijd op de tweede plaats.

Slide 4 - Tekstslide

Doelen  1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Uitleg
Het onderwerp = 1,  de persoonsvorm = 2
een ander zinsdeel = 3
Voorbeeld

Het meisje
gaat
naar de zee.
1 (onderwerp)
2 (persoonsvorm)
3 (ander zinsdeel)
   (waar)

Slide 5 - Tekstslide

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Voorbeelden

Het meisje
gaat
morgen
naar de zee.
1 (ond)
2 (pv)
3 (az) (wanneer)
3 (az) (waar)
Ze
gaat
morgen
op de fiets
naar de zee.
1 (ond)
2 (pv)
3 (az) (wanneer)
3 (az) (hoe)
3 (az) (waar)

Slide 6 - Tekstslide

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Volgorde in een 1-2-3-zin



De andere zinsdelen kunnen ook
in een andere volgorde staan.




onderwerp
persoonsvorm
wanneer
hoe / met wie
waar
1
2
3
3
3

Slide 7 - Tekstslide

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Opdracht
Maak 1-2-3-zinnen. 
Sleep de woorden naar de goede plaats.

Slide 8 - Tekstslide

1 ond
2 pv
3 az
(wanneer)
3 az
(hoe)
3 az
(waar)
met de bus
het meisje
naar school
op vrijdag
gaat

Slide 9 - Sleepvraag

1 ond
2 pv
3 az
(wanneer)
3 az
(wat)
3 az
(waar)
een voetbal-training
zij
in Edam
op vrijdag
heeft

Slide 10 - Sleepvraag

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Opdracht
Tel de zinsdelen.
Typ een getal.

Slide 11 - Tekstslide

Tel de zinsdelen. Typ een getal.

Hij gaat zaterdag met zijn vrienden naar het park.

Slide 12 - Open vraag

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Opdracht
Typ de zinsdelen onder elkaar. Typ ook de hoofdletter en de punt.
Voorbeeld: De jongen gaat naar het zwembad.
De jongen
gaat
naar het zwembad.

Slide 13 - Tekstslide

Typ de zinsdelen onder elkaar. Typ ook een hoofdletter aan het begin en een punt aan het eind.
Hij wil zondag met zijn vrienden naar de zee.

Slide 14 - Open vraag

Opdracht
Wat? Maak de volgende oefeningen: __________________.
Met wie? Werk samen met de klasgenoot naast je.
Hoe? Lees om de beurt een zin en geef antwoord.
Praat samen. Je moet hetzelfde antwoord opschrijven.
Hulp? De docent loopt rondes. 
Tijd? ____ minuten.
Klaar? 

Slide 15 - Tekstslide

Vragen?
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.

Heb je nog vragen?

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
Ga in een kring staan.
We gaan samen een tekst maken.
Noem om de beurt een zinsdeel.

Slide 17 - Tekstslide

Terugkijken naar de doelen
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.

Vraag
Wat is de volgorde in een 1-2-3-zin?
Denk hier in stilte over na (halve minuut).
Bespreek het met de klasgenoot naast je (halve minuut).

Slide 18 - Tekstslide

Ik kan zinsdelen herkennen.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 19 - Quizvraag

Ik kan een 1-2-3-zin maken.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 20 - Quizvraag