Grammatica: zinsbouw 7 (tekst werkboekje)

Zinsbouw
De zin met een persoonsvorm en
een infinitief (het hele werkwoord)
aan het eind.
1-2a-3-2b-zin, 3-2a-1-2b-zin
2a-1-3-2b-vraagzin, 3-2a-1-2b-vraagzin

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinsbouw
De zin met een persoonsvorm en
een infinitief (het hele werkwoord)
aan het eind.
1-2a-3-2b-zin, 3-2a-1-2b-zin
2a-1-3-2b-vraagzin, 3-2a-1-2b-vraagzin

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1) Luisteren naar de uitleg.
2) Oefeningen in LessonUp maken.
3) Oefeningen in je werkboekje maken.
4) Samen een verhaaltje maken.
5) Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
1)  Je kunt zinsdelen herkennen.
2)  Je kunt zinnen en vraagzinnen maken
      met een persoonsvorm en een infinitief
      (het hele werkwoord) aan het eind.

Slide 3 - Tekstslide

Doel: je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg zinsdelen
Een hoofdzin bestaat uit zinsdelen. 
Een zinsdeel is één woord of
een groep woorden die bij elkaar horen



Slide 4 - Tekstslide

Doel: je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg
De persoonsvorm (pv) is een zinsdeel.
Het onderwerp (ond) is ook een zinsdeel.
In een hoofdzin staan de pv en het ond naast elkaar.
In een hoofdzin komt de persoonsvorm bijna altijd
op de tweede plaats, behalve bij de vraagzin met de persoonsvorm aan het begin.

Slide 5 - Tekstslide

Doel: Je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg Het onderwerp = 1
De persoonsvorm = 2a en de infinitief = 2b
Een ander zinsdeel = 3
Voorbeeld

Martin
wil
met zijn vrienden
basketballen.
1 onderwerp
2a  per-soonsvorm
3 ander zinsdeel
2b ww infinitief

Slide 6 - Tekstslide

Doel: je kunt vraagzinnen maken met een infinitief
(het hele werkwoord) aan het eind.

Voorbeelden






Met wie
gaat
Martin
straks
basketballen?
3 az
2a pv
1 ond
3 az
2b ww infinitief
Gaat
Martin
straks
met zijn vrienden
basketballen?
2a pv
1 ond
3 az
3 az
2b ww infinitief

Slide 7 - Tekstslide

Doel: je kunt zinnen maken met een infinitief (het hele werkwoord) aan het eind.

Voorbeelden






Straks
gaat
Martin
met zijn vrienden
basketballen.
3 az
2a pv
1 ond
3 az
2b ww infinitief
Martin
gaat
straks
met zijn vrienden
basketballen.
1 ond
2a pv
3 az
3 az
2b ww infinitief

Slide 8 - Tekstslide

Tekst  Op zondag wil Sara lang uitslapen. Haar moeder gaat haar om 12.00 uur voor de tweede keer roepen. Sara moet
van haar moeder direct opstaan. Ze gaat eerst in bed de berichtjes lezen. Dan gaat ze douchen. Daarna gaat ze rustig ontbijten. Tijdens het ontbijt gaat ze haar vriendinnen berichtjes sturen. Om 13.30 uur moet Sara van haar moeder huiswerk maken. Ze moet haar telefoon aan haar moeder geven. Sara gaat het huiswerk in Magister bekijken. Ze gaat een planning maken. Ze gaat met les 10 beginnen.

Slide 9 - Tekstslide

Doel: je kunt zinnen en vraagzinnen maken met een infinitief (het hele werkwoord) aan het eind.
Opdracht
Maak 1-2a-3-2b-zinnen en 3-2a-1-2b-zinnen. 
Maak 2a-1-3-2b-vraagzinnen en 3-2a-1-2b-vraagzinnen.
Sleep de woorden naar de goede plaats.

Slide 10 - Tekstslide

2a pv
1 ond
3 az
2b ww
infinitief
?
Sara
wil
uitslapen
lang

Slide 11 - Sleepvraag

1 ond
2a pv
3 az
2b ww
infinitief
.
wil
lang
uitslapen
Sara

Slide 12 - Sleepvraag

3 az
2a pv
1 ond
3 az
2b ww
infinitief
?
lang
ze
uitslapen
wanneer
mag

Slide 13 - Sleepvraag

1 ond
2a pv
3 az
3 az
2b ww
infinitief
.
lang
mag
uitslapen
op zondag
ze

Slide 14 - Sleepvraag

3 az
2a pv
1 ond
3 az
2b ww
infinitief
.
uitslapen
ze
lang
mag
op zondag

Slide 15 - Sleepvraag

Typ een zin van vier zinsdelen met een infinitief aan het eind.

Slide 16 - Open vraag

Typ een vraagzin van vier zinsdelen met een infinitief aan het eind.

Slide 17 - Open vraag

Vragen?
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt zinnen en vraagzinnen maken
     met een persoonsvorm en een infinitief aan het eind.

     
Heb je nog vragen?

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
Wat? Maak oefening 58 tot en met 62 in je werkboekje.
Met wie? Oefening 58 tot en met 60 individeel (alleen). 
Met wie? Oefening 61 en 62 met de klasgenoot naast je.
Tijd? ____ minuten.
Hulp? De docent loopt rondes (met de klok mee).
Klaar? Maak oef. 63 tot en met 66 ook met de klasgenoot.
Controle? Lever het werkboekje in. De docent kijkt het na.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht
Ga in een kring staan. 
Maak samen een verhaal.
Maak zinnen met een infinitief aan het eind.
Noem om de beurt een zinsdeel.

Slide 20 - Tekstslide

Terugkijken naar de doelen
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt zinnen en vraagzinnen maken met een
     persoonsvorm en een infinitief aan het eind.
Vraag
Wat is de volgorde in een zin en in een vraagzin met een infinitief aan het eind?
Denk hier in stilte over na (halve minuut).

Slide 21 - Tekstslide

Ik kan zinsdelen herkennen.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 22 - Quizvraag

Ik kan zinnen en vraagzinnen maken met een infinitief (het hele werkwoord) aan het eind.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 23 - Quizvraag

Ik vind het het leukst om ...
A
individueel opdrachten in LessonUp te maken.
B
individueel oefeningen in het werkboekje te maken.
C
in tweetallen oefeningen in het werkboekje te maken.
D
samen een verhaal te maken.

Slide 24 - Quizvraag