Werkwoorden met vaste preposities(dingen)
Waar +prepositie
Waarvan geniet je? / waar geniet je van?
Ik geniet van het weer = ik geniet ervan/daarvan Daar geniet ik van
Waarop wacht je?/ waar wacht je op?
Ik wacht op de bus = ik wacht erop/daarop
Ik wacht er 2 minuten op/daar wacht ik 2 minuten op
(Personen)
Prepositie +wie
Over wie praat je? waarover praat je ?
Ik praat over mijn buren ik praat over het weer
Ik praat over hen/ze