In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
V4 leesvaardigheid
Basis hoofdstuk 1
Je kunt/kent:
schrijfdoelen, onderwerp, hoofdgedachte, tekstsoorten, tekst en publiek
indeling van de tekst, tekststructuren, alineaopbouw, tekstverbanden
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Pak Nieuw Nederlands erbij
Bestudeer p.11
Slide 4 - Tekstslide
17 februari:
Formatieve toets lezen
Slide 5 - Tekstslide
Als je een leestekst als toets hebt en je wilt eerst weten waar de tekst over gaat, lees je
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
zoekend
Slide 6 - Quizvraag
Als je vragen bij een tekst moet maken, lees je de tekst
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
kritisch
Slide 7 - Quizvraag
Als je een betoog moet houden voor de klas en je hebt een artikel over je onderwerp gevonden, maar je wilt weten of er bruikbare argumenten in staan, lees je:
A
intensief
B
zoekend
C
kritisch
D
studerend
Slide 8 - Quizvraag
Noteer de vijf belangrijkste tekstdoelen.
Slide 9 - Open vraag
Het probleem van de plastic soep is funest voor mens en dier. Deze zin kan een hoofdgedachte zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Zorgt de harde lockdown voor meer depressies?
Dit kan een hoofdgedachte van een tekst zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Lees nu tekst 1, p. 14
Zo meteen beantwoord je de vragen.
timer
10:00
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 13 - Open vraag
Wat is het doel van de schrijver?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren
D
overtuigen
Slide 14 - Quizvraag
informeren – Dat kun je bijvoorbeeld zien aan de derde alinea, waar het antwoord op een vraag wordt aangekondigd in de vorm van uitkomsten van een onderzoek. Dat wijst op uitleggen en dus: informeren.
Slide 15 - Tekstslide
Zie vraag 3 in je boek. Met welke alinea begint deel 1?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 16 - Quizvraag
Met welke alinea begint deel 2
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 17 - Quizvraag
Bij welke alinea begint deel 3?
A
8
B
9
C
10
D
11
Slide 18 - Quizvraag
Citeer een woordgroep uit alinea 3 waarbij de citaten uit alinea 1 voorbeelden zijn.
Slide 19 - Open vraag
Vraag 8
Slide 20 - Open vraag
vraag 9
Slide 21 - Open vraag
vraag 10
Slide 22 - Open vraag
vraag 11
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 23 - Quizvraag
vraag 12
Slide 24 - Open vraag
Vraag 13
Slide 25 - Open vraag
Vraag 13
A
argumenten
B
toelichting
C
verklaring
D
gevolgen
Slide 26 - Quizvraag
vraag 14
Slide 27 - Open vraag
vraag 15
Slide 28 - Open vraag
vraag 16
Slide 29 - Open vraag
vraag 17
Slide 30 - Open vraag
Vraag 19
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 31 - Quizvraag
Lees par. 3, p. 17
Slide 32 - Tekstslide
Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort beschouwing?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
activeren
Slide 33 - Quizvraag
De schrijver wil zijn lezers zelf over iets na laten denken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen. Deze omschrijving hoort bij een...
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing
Slide 34 - Quizvraag
Met een uiteenzetting wil de schrijver je
A
informeren
B
overtuigen
C
een mening laten vormen
D
activeren
Slide 35 - Quizvraag
Lees par. 4, p. 20
Slide 36 - Tekstslide
Tekst 5 is bedoeld voor:
A
jonge mensen
B
hoger opgeleide mensen
C
oudere mensen
Slide 37 - Quizvraag
Waaraan kun je zien dat de tekst voor jonge mensen is bedoeld?