Quiz foutieve samentrekking
Verbeter de zin:
Hij pakte een verse kop koffie en daarna het cadeautje in.
Hij pakte een verse kop koffie en daarna het cadeautje in.
1 / 29
Onderdelen in deze les
Verbeter de zin:
Hij pakte een verse kop koffie en daarna het cadeautje in.
Hij pakte een verse kop koffie en daarna het cadeautje in.
Slide 1 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Verbeter de zin:
Het pakket ligt vanaf morgen voor u klaar en kunt u op elk moment van de dag ophalen.
Het pakket ligt vanaf morgen voor u klaar en kunt u op elk moment van de dag ophalen.
Slide 2 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Verbeter de zin:
Hij is vorige week jarig geweest en op vakantie in Italië.
Hij is vorige week jarig geweest en op vakantie in Italië.
Slide 3 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Verbeter de zin:
Zij had mijn vader eerst uitgescholden en daarna haar excuses aangeboden.
Zij had mijn vader eerst uitgescholden en daarna haar excuses aangeboden.
Slide 4 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Verbeter de zin:
Mijn band is lek en zal ik moeten plakken.
Mijn band is lek en zal ik moeten plakken.
Slide 5 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is GEEN tekststructuur?
A
probleem-oplossing
B
verklaring
C
aspecten
D
synoniem
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een tekststructuur?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
In het middenstuk van een tekst met een probleem-oplossingstructuur staan:
A
oorzaken en verklaringen
B
oorzaken en oplossingen
C
situatie vroeger en situatie nu
D
meningen en argumenten
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn tekststructuren?
A
Logische opeenvolgingen van functies
B
Inleiding, middenstuk, slot
C
Standpunt, argument
D
Anekdote, uitleg, samenvatting
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Benoem de stijlfiguur:
Dat is niet onwaarschijnlijk.
A
Understatement
B
Metonymia
C
Eufemisme
D
Litotes
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke stijlfiguur is dit: Voetbal is oorlog.
A
tegenstelling
B
herhaling
C
metafoor
D
drieslag
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een eufemisme?
timer
0:10
A
Een stijlfiguur om te overdrijven
B
Een stijlfiguur om iets te verbloemen (zachter maken)
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke stijlfiguur is dit: Richard ging er als een haas vandoor.
A
climax
B
vergelijking
C
opsomming
D
drieslag
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke stijlfiguur is dit: De toekomst lacht me tegemoet.
A
climax
B
drieslag
C
personificatie
D
omgekeerde climax
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Van welk stijlfiguur is hier sprake:
Plus geeft meer, veel meer.
Plus geeft meer, veel meer.
A
hyperbool
B
repetitio
C
contaminatie
D
repetitio/ herhaling
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Benoem de stijlfiguur:
Joke werkt daar als interieurverzorgster.
Joke werkt daar als interieurverzorgster.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Understatement
D
Eufemisme
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Met of zonder -n?
Die boeken zijn best oud, maar sommige(n) lezen die al te graag.
Die boeken zijn best oud, maar sommige(n) lezen die al te graag.
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wel of geen -n?
Sommige(n) kregen een extra kerstpakket
Sommige(n) kregen een extra kerstpakket
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
A
Hij heeft gesurft.
B
Hij heeft gesurfd.
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Overdrijving of understatement?
Hij heeft een glaasje teveel op.
Hij heeft een glaasje teveel op.
A
Overdrijving
B
Understatement
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een hyperbool?
A
Een overdrijving
B
Een tegenstelling
C
Een druk persoon
D
Een verkleining
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij voorwaartse samentrekking wordt het gemeenschappelijke deel in het eerste deel van de samentrekking weggelaten.
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hij houdt van snoep en van chocola.
Hier heeft samentrekking plaatsgevonden op:
Hier heeft samentrekking plaatsgevonden op:
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau
D
een combinatie van abc
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Formuleren (samentrekking)
Welke zin maakt optimaal gebruik van een samentrekking?
Welke zin maakt optimaal gebruik van een samentrekking?
A
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en de jongen heeft zijn vriend daarna een cadeau gegeven.
B
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en hem daarna een cadeau gegeven.
C
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en daarna een cadeau gegeven.
D
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en zijn vriend daarna een cadeau gegeven.
Slide 26 - Quizvraag
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en hem/de jongen daarna een cadeau gegeven. (lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp)
Waar zie je een samentrekking?
A
keukenstoel en keukentafel
B
zon- en feestdagen
C
dure ringen en dure armbanden
D
hoge bergen en lage bergen
Slide 27 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
kerstmis of Kerstmis?
A
kerstmis
B
Kerstmis
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat wil Mariah Carey voor Kerstmis?
A
you
B
me
C
Een kalkoen
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
