H1 en H2 V3B

Herhaling H1 en H2
V3B
22 oktober 2021
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 en H2
V3B
22 oktober 2021

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  1. Herhaling H1 en H2
  2. Nieuwsquiz 

Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid

Slide 3 - Tekstslide

In welke tekststructuur wordt er geen standpunt gegeven in de inleiding?
A
Argumentatiestructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Voor- en nadelenstructuur

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke tekststructuur hoort de volgende indeling:
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
Slot: samenvatting (soms)
A
Verklaringsstructuur
B
Argumentatiestructuur
C
Verleden-heden(-toekomst)-structuur
D
Aspectenstructuur

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vind je de structuur van een tekst?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Zoekend lezen

Slide 6 - Quizvraag

Woordenschat

Slide 7 - Tekstslide

Welk stijlfiguur is dit?
Ik kwam, zag en overwon.
A
Climax
B
Opsomming in drieën
C
Drieslag
D
Repetitio

Slide 8 - Quizvraag

Welk stijlfiguur is dit?
jij bent de slimste van het land, van Europa, de wereld.
A
Climax
B
Opsomming in drieën
C
Drieslag
D
Repetitio

Slide 9 - Quizvraag

Welk stijlfiguur is dit?
Ze weet dat ze de grens heeft bereikt, ze weet dat het zo niet verder kan, ze weet dat het nu anders moet.
A
Climax
B
Opsomming in drieën
C
Drieslag
D
Repetitio

Slide 10 - Quizvraag

Welk stijlfiguur is dit?
Heb je een 10 gehaald? Dat is niet een slecht cijfer.
A
Hyperbool
B
Understatement
C
Litotes
D
Eufemisme

Slide 11 - Quizvraag

Welk stijlfiguur is dit?
Mijn vader is momenteel inactief op de arbeidsmarkt.
A
Hyperbool
B
Understatement
C
Litotes
D
Eufemisme

Slide 12 - Quizvraag

Welk stijlfiguur is dit?
De Duitsers waren in 1940 in ons land niet welkom.
A
Hyperbool
B
Understatement
C
Litotes
D
Eufemisme

Slide 13 - Quizvraag

Samentrekkingen

Slide 14 - Tekstslide

Van welke samentrekking is er sprake?
Gescheiden mannen en vrouwen.
A
Woordniveau - voorwaarts
B
Woordniveau - achterwaarts
C
Woordgroepsniveau voorwaarts
D
Woordgroepsniveau achterwaarts

Slide 15 - Quizvraag

Van welke samentrekking is er sprake?
Slagers- en bakkerswinkels
A
Woordniveau - voorwaars
B
Woordniveau - achterwaarts
C
Woordgroepsniveau voorwaarts
D
Woordgroepsniveau - achterwaarts

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is deze samentrekking fout?
De Efteling is heel leuk en moet je echt bezoeken in de vakantie.
A
De functie is anders
B
De betekenis is anders
C
Het getal is anders

Slide 17 - Quizvraag

Waarom is deze samentrekking fout?
Bij de slager lag niet alleen een speklap, maar ook worstjes, hamburgers en hamlappen.
A
De functie is anders
B
De betekenis is anders
C
Het getal is anders

Slide 18 - Quizvraag

Woordsoorten

Slide 19 - Tekstslide

Wat is Ed Sheeran in deze zin?
Ik heb tickets bemachtigd voor het concert van Ed Sheeran
A
abstract zn
B
concreet zn
C
zn eigennaam
D
voorzetsel

Slide 20 - Quizvraag

Wat is maar in deze zin?
Ik moest naar school, maar ik werd ziek.
A
Lidwoord
B
Onbepaald lidwoord
C
Nevenschikkend voegwoord
D
Onderschikkend voegwoord

Slide 21 - Quizvraag

Wat is wie in deze zin?
Wie zijn huiswerk niet maakt, zal een onvoldoende halen.
A
Betrekkelijk voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
C
Vragend voornaamwoord
D
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Wat is dat in deze zin?
Ik geloof dat hij een onvoldoende heeft gehaald.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
D
Onderschikkend voegwoord

Slide 23 - Quizvraag

Verwijswoorden

Slide 24 - Tekstslide

Hij vertelde ... dat hij morgen niet mee kan gaan naar het feest.
A
hen
B
hun

Slide 25 - Quizvraag

Het meisje ... hem uitvroeg, is afgewezen.
A
Die
B
Dat
C
Wat

Slide 26 - Quizvraag

Dat is de oom ... ik altijd vis.
A
Met wie
B
Waarmee

Slide 27 - Quizvraag

Welk onderdeel vind je het moeilijkst?
Lezen
Stijlfiguren
Samentrekkingen
Verwijswoorden
Woordsoorten
Spelling

Slide 28 - Poll