Unit 6: Bezit & comparisons

Good afternoon!
Still to go:
  • Grammar recap 
  • Comparisons and word order 
  • Individual work/homework
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Good afternoon!
Still to go:
  • Grammar recap 
  • Comparisons and word order 
  • Individual work/homework

Slide 1 - Tekstslide

Past simple. Vul in:
I _________ my hair yesterday. (wash)

Slide 2 - Open vraag

Past simple. Vul in:
Selma _________ me her secret. (not tell)

Slide 3 - Open vraag

Past simple. Vul in:
_____ Mrs de le Cluse _______ her breakfast? (eat)

Slide 4 - Open vraag

Hoe vervoeg je een werkwoord, zodat het in the past simple tense staat?
A
werkwoord + -ing
B
hele werkwoord
C
werkwoord + -ed
D
werkwoord + -(e)s

Slide 5 - Quizvraag

Volgorde: place and time
In een Engelse zin zet je de plaats vóór de tijd


Bijvoorbeeld:
I played at Westgate yesterday
We won from both teams in London last year
He told me all abut the game on the bus this morning

TIP: Wie doet wat waar wanneer? (Dat is de juiste woordvolgorde)

Slide 6 - Tekstslide

Zet onderstaande woorden in de juiste volgorde:
at the beach – play tennis – tomorrow – let’s

Slide 7 - Open vraag

Zet de onderstaande woorden in de juiste volgorde:
Frank and Sam – football – every day - at the park – play

Slide 8 - Open vraag

Zet de onderstaande woorden in de juiste volgorde:
go fishing – every Sunday – at sea – my father and my uncle

Slide 9 - Open vraag

Zet onderstaande woorden in de juiste volgorde:
am going skiing – next week – in France – I

Slide 10 - Open vraag

Zet onderstaande woorden in de juiste volgorde:
on Saturdays - go shopping – in the city centre - Simone and her mother

Slide 11 - Open vraag

Vergelijkingen: Comparisons
  • Let's see how far you can get without any explanation
  • Short summary
  • Exercise

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal de volgende 3 zinnen naar het Engels:
1. Luna is snel.
2. Peter is sneller dan Luna.
3. Stephan is de snelste.

Slide 13 - Open vraag

Vergelijkingen: Comparisons
Bij bijvoegelijk naamwoorden met 1 lettergreep of bij bijvoegelijk naamwoorden met twee lettergrepen die eindigen op LE, ER, OW, Y:
Vergrotende trap= bijvoegelijk nw. + er than              smaller - easier             
Overtreffende trap= the bijvoegelijk nw. + est.          smallest- easiest

Maar, let op! Bij bn's met twee lettergrepen die niet eindigen op LE, ER, OW, Y en woorden met 3 of meer lettergrepen:
Vergrotende trap = more + bijvoegelijk nw.             more famous - more popular
Overtreffende trap = most + bijvoegelijk nw.          most famous - most popular

Slide 14 - Tekstslide

Vergelijkingen: Comparisons (2)
Uitzonderingen:
good - better (than) - best
bad - worse (than) - worst

Als je wilt vergelijken (dus zeggen dat iets hetzelfde of juist niet is) gebruik je: (not) as ..BN.. as
You're just as smart as Ms de le Cluse (you wish)
It's not as easy as you think.

Slide 15 - Tekstslide

Bedenk zelf 2 nieuwe bijvoegelijk naamwoorden en geef de 3 trappen van vergelijkingen.
(vb. big - bigger - biggest & fit -fitter - fittest)

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Link

Welk antwoord is onjuist?

A
tall - taller - tallest
B
beautiful - more beautiful - most beautiful
C
clever - cleverer - cleverest
D
yellow - more yellow - most yellow

Slide 18 - Quizvraag

Waarom was antwoord D onjuist?

Slide 19 - Open vraag

Homework / individual work
  • Do assignments 13-16 
  • Prepare for the writing test: study the words and phrases of unit 5 :)

Slide 20 - Tekstslide

Now, it's time to work
  • Do assignments 13-16.
  • Done? Do assignment 18. 

Slide 21 - Tekstslide