Goed gebekt deel 2, taak 3

Goed gebekt deel 2, taak 3
Wat betekenen de moeilijke woorden?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goed gebekt deel 2, taak 3
Wat betekenen de moeilijke woorden?

Slide 1 - Tekstslide

Na de aardbeving sprak men van een catastrofe
A
onbegrijpelijke situatie
B
grote ramp
C
oneerlijke straf
D
moeilijke zaak

Slide 2 - Quizvraag

Na jaren van bloei is er nu sprake van een recessie
A
teruggang
B
stilstand
C
inflatie
D
devaluatie

Slide 3 - Quizvraag

Dat is een heilloze zaak
A
slecht aflopende
B
vervelende
C
onbelangrijke

Slide 4 - Quizvraag

Is dat het origineel of de reproductie?
A
nabootsing
B
vervalsing
C
proefdruk
D
zeefdruk

Slide 5 - Quizvraag

Je moet eerst de grond egaliseren, als je parket legt
A
gelijkmaken
B
schoonmaken
C
bewerken

Slide 6 - Quizvraag

Synoniemen
Wat betekent het moeilijke woord?

Slide 7 - Tekstslide

Hij werkt bij een gerenommeerd bedrijf
A
winstgevend
B
goed bekendstaand
C
vooruitstrevend

Slide 8 - Quizvraag

Je moet de zaak objectief beoordelen
A
genuanceerd
B
niet eenzijdig
C
feitelijk

Slide 9 - Quizvraag

Hij is een notoire cafébezoeker
A
algemeen bekend
B
regelmatige
C
onbetrouwbare

Slide 10 - Quizvraag

Dat is een lucratief aanbod
A
slecht
B
winstgevend
C
plotseling

Slide 11 - Quizvraag

Zij had geen ficucie in een goede afloop
A
vertrouwen
B
gevoel
C
twijfel

Slide 12 - Quizvraag

Uitdrukkingen met voorzetsels
Vul het juiste voorzetsel in

Slide 13 - Tekstslide

..... de vingers zien
A
met
B
door
C
in
D
onder

Slide 14 - Quizvraag

Aandacht besteden .....
A
aan
B
in
C
met
D
voor

Slide 15 - Quizvraag

Diep ..... de buidel tasten
A
onder
B
met
C
in
D
voor

Slide 16 - Quizvraag

..... geen beding akkoord gaan
A
met
B
onder
C
aan
D
in

Slide 17 - Quizvraag

Verwijzen .....
A
naar
B
aan
C
met
D
onder

Slide 18 - Quizvraag