Les 1 Open en gesloten vragen: Wat is het verschil?

Heldere communicatie
Open en gesloten vragen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heldere communicatie
Open en gesloten vragen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel

Aan het einde van deze les kan je het verschil tussen open en gesloten vragen benoemen en voorbeelden geven.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel aan het begin van de les wat de leerlingen zullen leren en wat er van ze verwacht wordt.
Wat weten we al?
Overleg met je buurman of buurvrouw 
wat het verschil tussen open en gesloten vraag.

timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Vertel aan het begin van de les wat de leerlingen zullen leren en wat er van ze verwacht wordt.
Wat is een open vraag?
Voorbeelden:

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gesloten vraag?
Voorbeelden:

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil?

Heb je een fijn weekend gehad?


en 

 Wat heb je dit weekend allemaal gedaan?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn open en gesloten vragen?
  • Open vragen beginnen met woorden als 'wie', 'wat', 'wanneer', 'waarom' en 'hoe' en nodigen uit om uitgebreid te antwoorden. 

  • Gesloten vragen hebben vaak als antwoord 'ja' of 'nee' of een ander kort antwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Geef de definitie en leg kort uit wat het verschil is tussen open en gesloten vragen.
Voorbeeldvragen
Gesloten vraag
Hou je van de natuur?

Open vraag
Waarom hou je van de natuur?

Slide 9 - Tekstslide

Geef voorbeeldvragen van open en gesloten vragen.
Wanneer een open of een gesloten vraag?
Open vragen: gebruik je als je meer informatie wilt krijgen


Gesloten vragen: gebruik je als je snel bepaalde informatie wilt krijgen of om het gesprek te sturen.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wanneer het handig is om open vragen te stellen.
Oefenen
Gebruik het werk blad open en gesloten vragen, vul in
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Laat de leerlingen zelf oefenen met het bedenken van open en gesloten vragen.
Quiz

Ken jij het verschil tussen open en gesloten vragen?

Er volgen 3 quizvragen. 

Slide 12 - Tekstslide

Sluit de les af met een korte quiz om te kijken of de leerlingen de stof begrepen hebben.
Welke vraag is gemakkelijker om te bedenken, een open of een gesloten vraag?
open vraag
gesloten vraag

Slide 13 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende vragen is een gesloten vraag?
A
Hoe vond je de film?
B
Waarom vind je fruit zo lekker?
C
Is het vandaag maandag?
D
Hoe voel je je vandaag?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende vragen is een open vraag?
A
Is deze uitspraak waar of niet?
B
Hoe zou jij dit probleem oplossen?
C
Ben je het eens met deze stelling?
D
Wat is de hoofdstad van Nederland?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een open en gesloten vraag?
A
Een open vraag heeft altijd een kort antwoord.
B
Een open vraag laat ruimte voor eigen invulling, een gesloten vraag heeft een vast, kort antwoord.
C
Een open vraag kun je alleen met ja of nee beantwoorden.
D
Een gesloten vraag laat ruimte voor eigen invulling.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies