Open en gesloten vragen: Wat is het verschil?

Open en gesloten vragen
Gesprekken voeren
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Open en gesloten vragen
Gesprekken voeren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel

Aan het einde van deze les kan je het verschil tussen open en gesloten vragen benoemen en voorbeelden geven.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel aan het begin van de les wat de leerlingen zullen leren en wat er van ze verwacht wordt.
Wat is het verschil?

Heb je een fijn weekend gehad?


en 

 Wat heb je dit weekend allemaal gedaan?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn open en gesloten vragen?
  • Open vragen beginnen met woorden als 'wie', 'wat', 'wanneer', 'waarom' en 'hoe' en nodigen uit om uitgebreid te antwoorden. 

  • Gesloten vragen hebben vaak als antwoord 'ja' of 'nee' of een ander kort antwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Geef de definitie en leg kort uit wat het verschil is tussen open en gesloten vragen.
Voorbeeldvragen
Gesloten vraag
Hou je van de natuur?

Open vraag
Waarom hou je van de natuur?

Slide 5 - Tekstslide

Geef voorbeeldvragen van open en gesloten vragen.
Wanneer een open of een gesloten vraag?
Open vragen: gebruik je als je meer informatie wilt krijgen


Gesloten vragen: gebruik je als je snel bepaalde informatie wilt krijgen of om het gesprek te sturen.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wanneer het handig is om open vragen te stellen.
Oefenen
Verzin zelf 3 open vragen en 3 gesloten vragen bij het onderwerp 'hobby's'.

timer
4:00

Slide 7 - Tekstslide

Laat de leerlingen zelf oefenen met het bedenken van open en gesloten vragen.
Bespreek met je buurman/buurvrouw welke vragen je net hebt bedacht.

 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz

Ken jij het verschil tussen open en gesloten vragen?

Er volgen 3 quizvragen. 

Slide 9 - Tekstslide

Sluit de les af met een korte quiz om te kijken of de leerlingen de stof begrepen hebben.
Welke van de volgende vragen is een gesloten vraag?
A
Hoe vond je de film?
B
Waarom vind je fruit zo lekker?
C
Is het vandaag maandag?
D
Hoe voel je je vandaag?

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende vragen is een open vraag?
A
Is deze uitspraak waar of niet?
B
Hoe zou jij dit probleem oplossen?
C
Ben je het eens met deze stelling?
D
Wat is de hoofdstad van Nederland?

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een open en gesloten vraag?
A
Een open vraag heeft altijd een kort antwoord.
B
Een open vraag laat ruimte voor eigen invulling, een gesloten vraag heeft een vast, kort antwoord.
C
Een open vraag kun je alleen met ja of nee beantwoorden.
D
Een gesloten vraag laat ruimte voor eigen invulling.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En nu ....
 Hoofdstuk 3  
Les 1, Waar komt jou naam vandaan?
maken opgave 1 t/m 10

Daarna > nakijken!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies