20 april 1MH2

Morning, 1MH2!
--Kahoot DUO(present simple &present continuous)&(a little, little, a few, few, much&many)
--Unit 6
   Past simple(verleden tijd) & s' and 's 
--Lesson 1 exercise 1 t/m7
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Morning, 1MH2!
--Kahoot DUO(present simple &present continuous)&(a little, little, a few, few, much&many)
--Unit 6
   Past simple(verleden tijd) & s' and 's 
--Lesson 1 exercise 1 t/m7

Slide 1 - Tekstslide

Kahoot DUO 

Slide 2 - Tekstslide

The Tube
"tube" betekent letterlijk buis, tube, koker, binnenband, luchtband etc. 

Wat we in deze unit hebben geleerd betekent "The Tube" London Underground (Metro system)


Slide 3 - Tekstslide

Past Simple

Slide 4 - Tekstslide


Je gebruikt de Past Simple wanneer iets 
in het verleden is gebeurd.
Past Simple

Slide 5 - Tekstslide

Past simple
Present simple
Past simple
I like cats
I liked cats
I don't like cats
I didn't like cats


Slide 6 - Tekstslide

past simple
Bevestigend (+)
(w.w. + ed)
Ontkennend(-)
(didn't + w.w.)
Vragend (?)
(Did ... + w.w.)
I worked hard.
I didn't work hard.
Did I work hard?
You worked hard.
You didn't work hard.
Did you work hard?
He worked hard.
He didn't work hard.
Did he work hard?
She worked hard.
She didn't work hard.
Did she work hard?
It worked hard.
It didn't work hard.
Did it work hard?
We worked hard.
We didn't work hard.
Did we work hard?
You worked hard.
You didn't work hard.
Did you work hard?
They worked hard.
They didn't work hard.
Did they work hard?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I was hearing my mother.
B
I have heard my mother.
C
I heard my mother.
D
I hear my mother.

Slide 9 - Quizvraag

Past simple:
A
I have lived in Utrecht for 13 years.
B
I was living in Utrecht.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am living in Utrecht.

Slide 10 - Quizvraag

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party past week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 11 - Quizvraag

Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
She was living in the city.
B
She lived in the city.
C
She has lived in the city.
D
She has been living in the city.

Slide 12 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van buy
A
buyed
B
bought
C
boughd
D
bught

Slide 13 - Quizvraag

PAST SIMPLE:
Which sentence uses the past simple correct?
(vraag/past simple)

A
Did you bake eggs for breakfast yesterday?
B
Did you baked eggs for breakfast yesterday?
C
Have you baked eggs for breakfast yesterday?

Slide 14 - Quizvraag

Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?

A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Do you always eat breakfast in the morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?

Slide 15 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 16 - Quizvraag

Possessive 's - ' 
(bezit) 

Slide 17 - Tekstslide

's or s'
Gebruik:
  • Je gebruikt 's en s' om bezit aan te geven.
  • Je geeft met 's en s' aan van wie iets is.

Vorm:
  • 's gebruik je bij bezit van één persoon.
  • s' gebruik je bij bezit van een meerdere personen, als er een meervouds -s staat.

Voorbeelden:
  • Mister Sebel's lightsaber. (Bezit van één persoon)
  • Marcus's schoolbag. (Bezit van één persoon)

  • My brothers' cars. (Bezit meerdere personen met meervouds -s)
  • Their neighbours' house. (Bezit meerdere personen met meervouds -s)

Slide 18 - Tekstslide

Grammar: bezittelijke 's
Meervoud
Bezittelijke 's
The girls
The girls' (pizza)
The lions
The lions' (home)
Those people
Those people's (cars)
The dogs
The dogs' (bones)
Enkelvoud
Bezittelijke 's
The girl
The girl's pizza
The lion
The lion's (home)
That person
That person's (cars)
The dog
The dog's (bones)
Bij meervoud eindigt het woord vaak al op een s. Eindigt het woord op een s dan komt er alleen een ' achter. Endigt het woord niet op een s dan komt er een 's achter, zoals bij de meeste Enkelvoud woorden. Bij namen gebruiken we meestal 's, zelfs bij namen die op een s eindigen: Eric's, James'/James's, Lily's, etc.

Slide 19 - Tekstslide