Hoofdstuk 1: Leidinggeven

coachen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
KokMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

coachen

Slide 1 - Tekstslide

wat versta je onder leidinggeven
(In een keuken)

Slide 2 - Woordweb

Leidinggeven
Het beste uit je medewerkers halen. 
Dat is geen simpele taak. Je moet als leidinggevende niet alleen over flink wat kennis en vaardigheden beschikken, maar ook over de juiste houding.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is motivatie?

Slide 4 - Woordweb

Hoe word jij vooral gemotiveerd in je werk als kok?
ik kan mijzelf motiveren
andere motiveren mij
het is gewoon werk
in kan mijzelf motiveren
andere motiveren mij
het is gewoon werk

Slide 5 - Sleepvraag

Wat heb jij nodig om je goed te voelen in je werk?

Slide 6 - Open vraag

Theorie van Maslow
Wat is de theorie van de piramide van Maslow?

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van coachingstechnieken?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
feedback geven
B
beoordelen
C
motiveren
D
zelfreflectie

Slide 8 - Quizvraag

Welke verantwoordelijkheden heeft een leidinggevende?

Slide 9 - Open vraag

verantwoordelijkheden 
keuken Leiders
  • Aansturing van medewerkers
  • procesbewaking
  • controle kwaliteiten
  • controle materieel: magazijnen, koelingen, voorraden, inkoop

Slide 10 - Tekstslide

leiding geven
Om goed leiding te geven moet je je stijl afstemmen op de medewerker en de situatie. Dit noem je ? 

Iemand die net begint in zijn vak stuur je anders aan dan een vakspecialist. Geef je een vakspecialist echter een nieuwe taak, dan zal hij ook extra begeleiding nodig hebben

Slide 11 - Tekstslide

Leiderschapsstijlen
  • autoritair
  • Laissez-faire
  • Democratisch

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Kenmerken autoritaire stijl 
Een groepsleider met een autoritaire stijl: 
 
Houdt strikte controle middels het geven van instructies 
Bepaalt het doel, de weg ernaar toe en uitvoering 
Bewaakt doelbewust de uitvoering van al het werk 
Geeft minimale informatie aan de groep m.b.t. voortgang van de taak 

Slide 14 - Tekstslide

wat kan het effect zijn van een autoritaire leiding?

Slide 15 - Open vraag

Autoritaire leiderschapps-style
  • Heeft direct resultaat (lijkt dus goed op korte temijn)
  • snelle terugval bij wegvallen van de leidinggevende
  • regeren vanuit angst.
  • kans op wrakgevoelens, 
  • afreageren op zwakkere
  • groepsvorming
  • buitesluiten

Slide 16 - Tekstslide

laisser-Faire style
  • Laat maar gaan methode
  • leider is passief
  • grijpt niet of nauwelijks in.

Slide 17 - Tekstslide

Kenmerken laisser-Faire style
  • Medewerkers bepalen zelf wat juist (en onjuist) is
  • Medewerkers geven elkaar de ruimte
  •  er is geen sprake van ontplooiing van een groep. (onderzoek)
  • leider handeld niet vanuit betrokkenheid
  • Er kan tijdelijk bewust voor gekozen worden ?
  • Er ontstaat al snel verval van een groep, hetgeen mede veroorzaakt wordt door kliekvorming en toenemende rivaliteit en tenslotte zal resulteren in uiteenvallen van de groep

Slide 18 - Tekstslide

Democratische style

Slide 19 - Tekstslide

Een medewerker aanspreken op ongewenst gedrag is een vorm van coachen.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Waar denk je aan bij
het woord
communicatie?

Slide 21 - Woordweb

Wanneer de chef beter communiceert, zijn de medewerkers tevredener en vinden ze dat de groep beter presteert?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Communicatie en werkoverleg
Leiderschap, communicatie en resultaat hebben alles met elkaar te maken. 
  • Als leider het maximale uit je team halen betekent óók dat je goed moet communiceren. Je zult bewust moeten omgaan met de communicatie binnen je team en hoe je medewerkers jou als leider ervaren.
  • Wanneer je beter communiceert, zijn je medewerkers tevredener en vinden ze dat jij beter presteert. 
  • Ze ervaren hun relatie met jou als beter, ze hebben meer vertrouwen in je en zullen graag voor je werken

Slide 23 - Tekstslide

korte Communicatie

Slide 24 - Tekstslide

Als leerling kok heb je een belangrijke rol in de communicatie op jouw afdeling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Gesprekken
* Werkoverleg (voor en nabespreking)
* Funtioneringsgesprek
* beoordelingsgesprek

Gesprekstechnieken
* STARR-methode
* Conflicthantering
* LSD

Slide 26 - Tekstslide

Werkoverleg (voorbespreking)
  • Opdracht geven (meest basale vorm van werkoverleg)
  • Hoe weet je of je resultaat bereikt met het geven van de opdracht?
  • wat moet gebeuren?
  • hoe moet het gebeuren?
  • wanneer moet het gebeuren?
  • controleert of de opdracht is begrepen?

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek?

Slide 28 - Open vraag

Formeel en informeel werkoverleg
Om een overleg te laten slagen is het belangrijk dat alle deelnemers actief betrokken zijn bij het overleg, actieve deelnemers:
* hebben invloed op de agenda van het overleg
* krijgen ruimte om meningen en standpunten naar voren te brengen
* mogen vragen stellen en suggesties doen
* kunnen meebeslissen over afspraken die gemaakt worden


Slide 29 - Tekstslide


Gesprekstechnieken
LSD
Feedback geven
Feedback ontvangen
Starr methode

Slide 30 - Tekstslide

Gesprekstechnieken - LSD
Tijdens overlegsituaties maak je gebruik van verschillende gesprekstechnieken, zodat je een gesprek beter kunt laten verlopen en de ander beter begrijpt.
L = luisteren
S = samenvatten
D = doorvragen
F = feedback geven (feedback moet beschrijvend en concreet zijn)
F = feedback ontvangen (feedback kan waardevolle informatie zijn)

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Gesprekstechnieken - andere

Slide 33 - Tekstslide

Tell and sell / Tell and listennon-directief
Tell and sell ==> Jij geeft aan wat vindt dat er moet gebeuren. Je probeert de ander hierbij te overtuigen van jouw visie en aanpak. Je doet dit in situaties waarin jij het besluit al hebt genomen en hier niet meer van afgeweken kan worden. 

Tell and listen ==> Je geeft eerst je eigen mening, daarna geef je de ander de gelegenheid hierop te reageren. Deze techniek zet je in als je graag de mening van de ander meeweegt in je besluiten. Je nodigt de ander ermee uit om mee te denken

Slide 34 - Tekstslide

Problem solving
Een gesprekstechniek die je toepast om het probleem op te lossen. Je kijkt hierbij niet naar het verleden, maar naar de toekomst. Problem solving bestaat uit een aantal stappen. 

* Eerste stappen zijn erop gericht om het probleem vast te stellen. 
* Vervolgstappen hebben tot doel oplossingen aan te dragen. 
* Tot slot ga je een oplossing toepassen

Slide 35 - Tekstslide

STARRT-methode
STARRT-methode is een gesprekstechniek die je in kunt zetten voor evaluatie. Je kijkt terug op een periode in het verleden. 

Je doet dit bijvoorbeeld in een functioneringsgesprek, om het functioneren van een medewerker in de afgelopen periode te evalueren. Met de STARRT-methode krijg je in een relatief korte tijd een compleet beeld van een persoon of een gebeurtenis

Slide 36 - Tekstslide

STARRT-methode

Slide 37 - Tekstslide

Wat is een conflict?

Slide 38 - Woordweb

Conflicthantering
Conflict = verschil van mening

  • Wat zijn oorzaken van conflicten?
  • Tegengestelde belangen 
  • Bereiken van doelen (medewerkers of afdeling heeft eigen doelen)
  • Verdeling van middelen (één groep wel pauze, andere niet)
  • Onderlinge relaties

Slide 39 - Tekstslide

Conflict door onderlinge relaties
Ook wanneer relaties tussen werknemers onderling zijn verstoord ontstaan conflicten. Een conflict dat voortkomt uit onderlinge relaties heeft vijf kenmerken: 
  • Verschil in behoefte, inzicht of gevoel
  • Gebrek aan begrip
  • Negatieve emoties 
  • Verstoorde communicatie 
  • Polarisatie (recht tegenover elkaar staan, koppigheid)

Slide 40 - Tekstslide

Motivatie
Motivatie = de drijfveer

Intrinsieke motivatie --> motivatie komt vanuit de persoon zelf
Extrinsieke motivatie -->  motivatie door een externe prikkel

Waar heb je als logistiek supervisor de meeste invloed op?

Slide 41 - Tekstslide