1. Je kunt van de volgende begrippen de definitie geven en aan de hand van enkele voorbeelden uitleggen wat het begrip inhoudt:
a. Wat gebeurt er met afval?
• Recycling / compost / hergebruik / restafval / vuilstort / zwerfafval
b. Hoe kom je aan schoon water?
• Grondwater / oppervlaktewater
c. Welke afvalstoffen komen in de lucht?
• Fossiele brandstoffen / koolstofdioxide / zwaveldioxide / stikstofoxiden / uitstoot / luchtvervuiling / fijnstof / smog /
verzuring
d. Waarom is koolstofdioxide een probleem?
• Broeikaseffect / versterkte broeikaseffect
2. Je kunt beschrijven van welk soort water en op welke manier er schoon drinkwater wordt gemaakt.
3. Je kunt benoemen wat de gevolgen zijn van verbranding van fossiele brandstoffen.
4. Je kunt beschrijven op welke wijze er fijnstof in de lucht, smog en verzuring van de bodem ontstaat.
5. Je kunt benoemen welke gevolgen het versterkte broeikaseffect heeft.