Aanpassingen aan levende en niet-levende invloeden

Hoofdstuk 3
Planten en dieren
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
Planten en dieren

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je deze les leren?
1. Je kunt verschillende levende en niet-levende invloeden op een organisme noemen.

2. Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan de levende en niet-levende invloeden uit hun omgeving.

3. Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan de levende en niet-levende invloeden uit hun omgeving.

Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog van vorig hoofdstuk? 
Sleep de woorden naar de juiste poot. 
Teenganger
Topganger
Zoolganger

Slide 3 - Sleepvraag

Welke groep dieren is het langzaamst?
A
Teengangers
B
Topgangers
C
Zoolgangers

Slide 4 - Quizvraag

Levende en niet-levende invloeden
Alle organismen zijn aangepast aan levende en niet-levende invloeden uit de omgeving.

- Roofdieren zijn snel doordat ze alleen op de
   teenkootjes lopen (teengangers). Daardoor
   kunnen ze  hun prooi vangen.

- Een ijsbeer loopt juist op de hele voet
  (zoolganger) zodat deze niet snel wegzakt in
  de sneeuw of uitglijdt op ijs.

Slide 5 - Tekstslide

Aanpassingen bij vogels
Poten
- Zwempoten: om goed vooruit te komen in
   water
- Steltpoten: om veren droog te houden
- Grijppoten: om een prooi te vangen
Snavels
- Haaksnavel: om prooien aan stukken te
   scheuren
- Pincetsnavel: om insecten uit de
   boomschors te halen
- Kegelsnavel: om zaden te kunnen openen

Slide 6 - Tekstslide

Kou
- dikke vacht / opzetten van veren 
- vetlaag onder de huid
- kleine oren en korte poten
Hitte
- dunne vacht
- onbehaarde oren
- lange poten
Aanpassingen van dieren aan kou of hitte
Hitte
- dunne vacht
- grote kale oren
- langere poten
Kou
- dikke vacht / vogels zetten veren op
- dikke vetlaag onder de huid
- kleine oren
- korte poten 

Slide 7 - Tekstslide

Voorjaarsbloeiers - bloeien voordat de meest bomen blad krijgen om nog genoeg zonlicht te krijgen om te kunnen groeien
Woestijnplanten - hebben geen bladeren of weinig dikke bladeren, soms met vetlaagje of haren om verdamping van water te voorkomen
Aanpassingen bij planten
 Aan de hoeveelheid licht     voorjaarsbloeiers /  schaduwplanten
Aan de hoeveelheid water
 - woestijnplanten (klein of geen   
    blad, dik blad of met vetlaag op
    het blad, vaak wateropslag in 
    stengel) 
- waterplanten (dun blad, geen
   vetlaag, weinig wortels)

Slide 8 - Tekstslide

Foto-opdracht
Alleen bij droog weer!

Lees de opdracht die je krijgt goed door.
Maak de foto's en lever deze aan het einde van de les via SOM in (inleveropdracht)

Slide 9 - Tekstslide

Verwerkings-opdracht
Alleen bij slecht weer!

Lees de opdracht die je krijgt goed door.
Bekijk de foto's en lever deze opdracht voor het einde van de les  in.

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
- maak opdracht 3 t/m 10 
- maak opdracht 12 t/m 15, 18 en 19
(= blz. 128 t/m 134)
- leer paragraaf 3.1

Slide 11 - Tekstslide