Nectar 3.1 - Organismen en hun omgeving

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Theorie 3.1 Organismen in hun omgeving
Aan de slag
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven welke biotische en abiotische factoren invloed op organismen hebben
  • Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is
  • Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan hun ecosysteem

Slide 3 - Tekstslide

1
2
3
zeehond

welke omgeving?
kenmerken van de omgeving
dieren in dezelfde omgeving
eekhoorn

welke omgeving?
kenmerken van de omgeving
dieren in dezelfde omgeving
kikker

welke omgeving?
kenmerken van de omgeving
dieren in dezelfde omgeving
vul in op blz 104:
eigenschappen om te overleven in deze omgeving

Slide 4 - Tekstslide

vul in op blz 104:
eigenschappen om te overleven in deze omgeving

Slide 5 - Tekstslide

door welke factoren wordt het leven van een meesje beïnvloed

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Welke factoren hebben invloed op organismen?

  • Biotische factoren (levende invloeden)
    - Voedsel, vijanden, schuilplaats, soortgenoten
  •  Abiotische factoren (niet-levende invloeden)
    - Water, licht, temperatuur, wind
  • Alle biotische + abiotische factoren in een bepaald gebied > ecosysteem



Slide 8 - Tekstslide

Hoe zijn planten aangepast aan hun ecosysteem?
  • Voorjaarsbloeiers > leven in donkere bossen
    - groeien en bloeien voordat bomen bladeren krijgen
  • Klimplanten > leven in donkere bossen
    - heeft hechtworteltjes aan stengel, groeit tegen boom omhoog naar het licht
  • Wortelrozetten > leven in dichtbegroeide grasland
    - platte bladeren op de grond, creëert zo ruimte voor zichzelf, boven en onder de grond                                                                                      

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zijn planten aangepast aan hun ecosysteem?

  • Woestijnplanten -> waterverlies tegen gaan
    - uit kleinere bladeren verdampt minder water (cactus geen bladeren, maar stekels)
    - dikke waslaag of haren op bladeren om vocht vast te houden                                            - dikke bladeren houden vocht vast                                                                                           

Slide 10 - Tekstslide

maken opdrachten

Slide 11 - Tekstslide

Hoe zijn dieren aangepast aan hun ecosysteem
Hoe zijn dieren aangepast aan kou en hitte?
  • Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig (lichaamstemperatuur constant), rond 37° C
  • Koude omgeving?
    - Vogels -> opgezette veren
    - Zoogdieren -> wintervacht, korte poten en kleine oren
    - Laag stilstaande lucht tussen veren of vacht > isolatie
    - Zoogdieren in water > dikke speklaag
  • Warme omgeving?
    - Zoogdieren -> zomervacht, korte haren
    - Grote oren en langere poten
  • Schutkleur = aanpassing aan omgeving


Slide 12 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Hoe zijn dieren aangepast aan hun leefwijze?

Zoogdieren -> plooikiezen, hoektanden, knipkiezen
  • plooikiezen > vermalen van planten (planteneters)
  • hoektanden > prooi vasthouden (alleseters, vleeseters)
  • knipkiezen > vlees in stukken scheuren (vleeseters)

Slide 13 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Vogels -> haak-, zeef-, pincet- en kegelsnavel
  • Haaksnavel > prooi aan stukken scheuren (roofvogels)
  • Zeefsnavel > plantjes en diertjes uit water zeven (watervogels)
  • Pincetsnavel > insecten lospeuteren uit bomen (weide- en tuinvogels)
  • Kegelsnavel > zaden kraken (tuinvogels)

Slide 14 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Soorten poten -> grijp-, zwem-, stelt- en klimpoten
  • Grijppoten > klauwen met scherpe nagels (roofvogels)
  • Zwempoten > zwemvliezen tussen de tenen (watervogels)
  • Steltpoten > lange poten met lange tenen (weidevogels)
    - makkelijker door ondiep water of hoog gras lopen
  • Klimpoten > tenen naar voren en achter (tuinvogels)
    - op en neer lopen langs boomstammen

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
maken en nakijken/ verbeteren 3.1

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiting
  • Je kunt beschrijven welke biotische en abiotische factoren invloed op organismen hebben
  • Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is
  • Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan hun ecosysteem

Hoe ging de les?
Volgende keer...

Slide 17 - Tekstslide