Grammatica woordsoorten 2M

2M6
5 februari 2025
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2M6
5 februari 2025

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
In volledige stilte
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken les 12 
opdracht 3,4,6,7,8,9,10

Slide 3 - Tekstslide

GRAMMATICA
WOORDSOORTEN

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 6 - Tekstslide

Waar of niet waar?

Eigennamen behoren tot de zelfstandige naamwoorden.

A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar of niet waar?

In de zin 'Een van ons helpt mee' is 'een' een lidwoord.

A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Waar of niet waar?

'Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.'

A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Waar of niet waar?

'Een bijwoord zegt iets over het bijvoeglijk naamwoord?'
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Waar of niet waar?

'Een voorbeeld van een voorzetsel is: tijdens.'
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

gemetseld – houten – plastic

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis? Leg je antwoord uit met behulp van de woordsoorten.

Slide 12 - Open vraag

Meryam vraagt haar broer om hulp bij wiskunde.
Benoem de woordsoort van 'broer'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Zelfstandig naamwoord (zn)
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Werkwoord (ww)

Slide 13 - Sleepvraag

Persoonlijk
voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:

  • Wij gaan een weekendje weg.
  • Onze kat slaapt overdag, omdat hij 's nachts buiten rondloopt.
  • Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.

Slide 14 - Tekstslide

Persoonlijk
voornaamwoord
Let op: het woordje het is alleen een persoonlijk voornaamwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord is en wel een duidelijke betekenis heeft. 

Wel pers vnw: Dit verhaal is heel interessant, dus ik heb het in avond uitgelezen.
Niet pers. vnw : Heb jij het huisdier van Emma gezien?

Slide 15 - Tekstslide

Noteer de persoonlijke voornaamwoorden uit onderstaande zin:
'Jos heeft mij de fiets van zijn zus gegeven, maar ik weet niet of zij het er mee eens is.'

Slide 16 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord
geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zn waar het bij hoort.

  • Jullie tuin.
  • Mijn telefoon.
  • Jouw huis.

Slide 17 - Tekstslide

Noteer de bezittelijke voornaamwoorden uit onderstaande zin:
'Vinden jij en jouw broers het leuk dat alle voornamen in jullie gezin met een J beginnen of vind je dat lastig?'

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag -  les 7
Maken opdracht: 1, 3, 4, 5, 6, 7

Slide 19 - Tekstslide

  • Je kunt concrete en abstracte zelfstandig naamwoorden herkennen (en eigennamen).
  • Je weet het verschil tussen zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden.
  • Je kunt bepalen of een woord een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is.
Lesdoelen

Slide 20 - Tekstslide

Aan welke zaken kun je een zelfstandig naamwoord herkennen? Noem er twee.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een concreet en een abstract zelfstandig naamwoord? Gebruik voorbeelden.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord?

Slide 23 - Open vraag

Het woord 'kussen' kan zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord zijn. Maak twee zinnen om dit verschil te laten zien. Eén zin met 'kussen' als zelfstandig naamwoord en een één zin met 'kussen' als werkwoord.

Slide 24 - Open vraag

Maak een zin waarin 'het' een lidwoord is een zin waarin 'het' een persoonlijk voornaamwoord is.

Slide 25 - Open vraag

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 26 - Tekstslide