In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Basisgeletterdheid
Herhaling voor de toets
Slide 1 - Tekstslide
Een reële behoefte is iets wat je nodig hebt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Een reële behoefte
Het is waar een reële behoeft is iets wat je nodig hebt.
Slide 3 - Tekstslide
Een voorbeeld van een reële behoefte
Slide 4 - Woordweb
Voorbeelden hiervan zijn:
Voeding
Kleding
Schoenen
Huis
Vervoer om naar en van het werk te komen
..........
Een I-phone is ook een reële behoefte omdat je dit meestal voor je job of agenda nodig hebt. Wanneer je voor de nieuwste iphone gaat terwijl je oude nog perfect werkt dan spreekt men niet meer van een reële behoefte.
Slide 5 - Tekstslide
Een gecreëerde behoefte is iets wat je wil.
A
Niet waar
B
Waar
Slide 6 - Quizvraag
Juist een gecreëerde behoefte is iets wat je wilt en niet nodig hebt.
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeeld van een gecreëerde behoefte
Slide 8 - Woordweb
Voorbeelden hiervan zijn:
Dure merkkleding
Nieuwste I-Phone
Dure wagen
Uit eten gaan
Cinema bezoek
Pretpark
Extra meubelen
......
Slide 9 - Tekstslide
Koopgedrag
Slide 10 - Tekstslide
Ons koopgedrag wordt beïnvloed door verschillende factoren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Ons koopgedrag wordt continue beïnvloed door verschillende factoren.
Merk
Reclame
Trend
Sociaal aspect
Extra kosten
Prijs
Beschikbare geldmiddelen
Sociale media
Slide 12 - Tekstslide
Reclame
Trend
Merk
sociaal aspect
Social media
Beschikbare geldmiddelen
Bekende mensen
Slide 13 - Sleepvraag
Betaalmiddelen en hun gevaren
Slide 14 - Tekstslide
Is shoulder watching een gevaar voor het betalen met een bankkaart
A
ja
B
neen
Slide 15 - Quizvraag
Shoulder watching
Is een gevaar om met je bankkaart te betalen.
Een crimineel spiekt vanboven je schouder mee om je code te stelen.
Slide 16 - Tekstslide
Geldezel
Is een gevaar voor je bankkaart omdat criminelen je vragen geld te bewaren op je bankkaart. Hiervoor geven ze later een beloning. Doe dit nooit, want op die manier ben je medeplichtig aan een crimineel feit. Dit komt op je strafblad terecht.
Slide 17 - Tekstslide
Whaling
Hier gaan criminelen te werk om als vriend over te komen. Ze doen dit via WhatsApp om contact te maken. Bel altijd de persoon in kwestie zelf op om te checken.
Slide 18 - Tekstslide
Phising
Hier gaan criminelen op zoek om je gegevens te stelen. Dit doen ze via linken online. klik dus nooit op een link die je niet kent.
Slide 19 - Tekstslide
Skimming
Hier gaan criminelen je gegevens stelen door te frauderen met het betaalautomaat. Kijk altijd goed als er aan het automaat niet geprutst is.
Slide 20 - Tekstslide
Contactloos betalen
Hier heb je geen code nodig om te betalen onder de €50.00. Criminelen slagen erin om met een betaalterminal langs je broekzak of tas te passeren en zo je geld te stelen.
Slide 21 - Tekstslide
Bankkaart gestolen?
Slide 22 - Tekstslide
Zijn er gevaren van contant betalen
A
ja
B
neen
Slide 23 - Quizvraag
Ja er zijn gevaren aan contant/cash te betalen
Vals geld
Geld kan scheuren
Komen ook kosten bij, denk aan €9.98 wordt €10.00
Slide 24 - Tekstslide
Soorten betaalmiddelen
Contant/cash
Debetkaart --> zichtrekening
Kredietkaart --> lenen
Prepaidkaart --> zakgeldkaart
Slide 25 - Tekstslide
Bijkomende kosten
Als we iets kopen moeten we kosten betalen.
Welke soort kosten ken je nog?
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Bijkomende kosten kunnen zijn:
Invoerkosten
Transportkosten
Administratiekosten
Btw kosten (zijn altijd aanwezig, hoort bij de prijs)
Slide 28 - Tekstslide
Kopen op een website
Hoe zien we of deze veilig is?
Slide 29 - Tekstslide
Veilige website? Hoe controleren?
Slide 30 - Woordweb
Controle website
Op de volgende slide vind je een website die je hierbij kan helpen.
Slide 31 - Tekstslide
www.eccbelgie.be
Slide 32 - Link
We kunnen pas sparen wanneer ons inkomsten hoger liggen dan onze uitgaven.
A
juist
B
fout
Slide 33 - Quizvraag
Sparen
Als onze inkomsten hoger liggen dan onze uitgaven kunnen we sparen.
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Ken jij nog soorten inkomsten?
Slide 36 - Woordweb
Soorten inkomsten
Loon
Uitkering
Kinderbijslag
Cadeau
...
Slide 37 - Tekstslide
Ken jij nog soorten uitgaven?
Slide 38 - Woordweb
Soorten uitgaven
Vaste uitgaven
Dit zijn uitgaven die elke maand betaald moeten worden. Denk aan elektriciteit, water, gas, huur,....
Slide 39 - Tekstslide
Soorten uitgaven
Variabele uitgaven
Dit zijn uitgaven die niet altijd op hetzelfde moment of dat het bedrag niet altijd gelijk is.
Denk aan de benzine van de auto, telefoonrekening (als het volgens verbruik moet betaald worden).,...
Slide 40 - Tekstslide
Soorten uitgaven
Onverwachte kosten
Deze komen voor wanneer je dit totaal niet verwacht. Denk aan plots ziek worden, toestel defect, breuk van meubelen,....
Slide 41 - Tekstslide
Soorten uitgaven
Persoonlijke uitgaven
Hier geef je geld uit die je voor jezelf wilt. Denk aan een reis, nieuwe telefoon, merkkleding, uit eten, ....
Slide 42 - Tekstslide
Om aan een goed budgetbeheer te doen moet je alle inkomsten samen tellen en alle uitgaven samen tellen. Daarna maak je het verschil op.
A
Juist
B
Fout
Slide 43 - Quizvraag
Juist
Bekijk op de volgende slide de website en leer via Wikifin hoe je op een correcte manier aan je eigen budget kan werken.
Slide 44 - Tekstslide
www.wikifin.be
Slide 45 - Link
Maak het budgetbeheer op.
Neem het blad van de leerkracht en vul het budgetbeheer/huishoudboekje in.