Oefenen grammatica zinsdelen 2HV

grammatica zinsdelen
oefenen voor de toets
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

grammatica zinsdelen
oefenen voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

In een zin met een naamwoordelijk gezegde kan ook een lijdend voorwerp staan.

Is de bovenstaande uitspraak juist of onjuist?

Slide 2 - Open vraag

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord.

Is de bovenstaande uitspraak juist of onjuist?


Slide 3 - Open vraag


Volgens mij is jouw oom een ontzettend grappige man.

Het onderstreepte zinsdeel is:

A
de persoonsvorm (pv)
B
het naamwoordelijk deel van het gezegde (nw deel)
C
het onderwerp (ow)
D
het naamwoordelijk gezegde (ng)

Slide 4 - Quizvraag


Volgens mij is jouw oom een ontzettend grappige man.

Het onderstreepte zinsdeel is:

A
de persoonsvorm (pv)
B
het naamwoordelijk deel van het gezegde (nw deel)
C
het onderwerp (ow)
D
het naamwoordelijk gezegde (ng)

Slide 5 - Quizvraag


Volgens mij is jouw oom een ontzettend grappige man.

Het onderstreepte zinsdeel is:

A
de persoonsvorm (pv)
B
het naamwoordelijk deel van het gezegde (nw deel)
C
het onderwerp (ow)
D
het naamwoordelijk gezegde (ng)

Slide 6 - Quizvraag

Volgens mij is jouw oom een ontzettend grappige man.

Wat is de naamwoordelijk gezegde (ng) in bovenstaande zin?
Zet het naamwoordelijk deel tussen [...]

Slide 7 - Open vraag

De poging om in het Guinness Book of Records te komen werd een complete mislukking.

Wat is het naamwoordelijk gezegde in bovenstaande zin?


Slide 8 - Open vraag

Tot onze grote verbazing blijkt de nieuwe buurman een collega van mijn vader te zijn.

Wat is het naamwoordelijk gezegde in bovenstaande zin?


Slide 9 - Open vraag

Op een regenachtige dag ontvangen musea veel bezoekers.

Wat is de persoonsvorm (pv) in bovenstaande zin?

Slide 10 - Open vraag

Op een regenachtige dag ontvangen musea veel bezoekers.

Wat is het onderwerp (ow) in bovenstaande zin?

Slide 11 - Open vraag

Op een regenachtige dag ontvangen musea veel bezoekers.

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) in bovenstaande zin?

Slide 12 - Open vraag

Op een regenachtige dag ontvangen musea veel bezoekers.

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in bovenstaande zin?

Slide 13 - Open vraag

Op een regenachtige dag ontvangen musea veel bezoekers.

Wat is de bijwoordelijke bepaling (bwb) in bovenstaande zin?

Slide 14 - Open vraag

Gelukkig is mijn kleine broertje niet van de trap gevallen.

Heeft bovenstaande zin een werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng)?
A
wg
B
ng

Slide 15 - Quizvraag

Eigenlijk is mijn wollen winterjas van vorig jaar veel te krap.

Heeft bovenstaande zin een werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng)?
A
wg
B
ng

Slide 16 - Quizvraag

Die nieuwe winkel lijkt de concurrentie niet aan te kunnen.

Heeft bovenstaande zin een werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng)?
A
wg
B
ng

Slide 17 - Quizvraag

Is de volgende uitspraak juist of onjuist?

Een samengestelde zin bevat één of meer persoonsvormen.

A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Is de volgende uitspraak juist of onjuist?

In een hoofdzin staat de persoonsvorm vaak op de eerste of tweede plaats.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

De collectie van het online museum wordt met de dag groter.

Is de bovenstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 20 - Quizvraag

De museumvereniging is namelijk van mening dat de selfies van nu net zo goed in een museum passen.

Is de bovenstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 21 - Quizvraag

Als je met #selfiemuseum een foto van jezelf op Instagram of Twitter deelt, krijg je een plekje in het online museum.

Is de bovenstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 22 - Quizvraag

Ga je mee naar de film vanavond of heb je al andere plannen?

Welke structuur heeft bovenstaande zin?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 23 - Quizvraag

Als u even geduld hebt, dan regelt mijn collega het direct voor u.

Welke structuur heeft bovenstaande zin?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 24 - Quizvraag

Toen ik klein was, was ik doodsbang in de autowasstraat.

Welke structuur heeft bovenstaande zin?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 25 - Quizvraag

Lilian kookt altijd op donderdag, omdat haar ouders dan laat thuiskomen.

Welke structuur heeft bovenstaande zin?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn de bijv.bep uit het eerste zinsdeel?
Jouw zelfgemaakte citroentaart met aardbeien is heel lekker geworden.
A
zelfgemaakte citroentaart met aardbeien
B
zelfgemaakte met aardbeien
C
citroentaart met aardbeien
D
met aardbeien

Slide 27 - Quizvraag


In het nieuwe museum voor moderne kunst zijn schitterende werken te bewonderen.
Noteer alle bijvoeglijke bepalingen die bij MUSEUM horen.

Slide 28 - Open vraag

Hoeveel bijvoeglijke bepalingen bevat deze zin:

Een Engelsman heeft voor het goede doel zes kilometer over de Atlantische Oceaan gevlogen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel bijvoeglijke bepalingen bevat deze zin:

De vader van de bruid hield een langdradige, tenenkrommende speech.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quizvraag


A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
bw
D
vz

Slide 31 - Quizvraag


A
hww
B
kww
C
zww
D
bn

Slide 32 - Quizvraag


A
bn
B
bw
C
vz
D
blw

Slide 33 - Quizvraag


A
bn
B
bw
C
vz
D
blw

Slide 34 - Quizvraag


A
bn
B
bw
C
vz
D
blw

Slide 35 - Quizvraag


A
bn
B
zn
C
vz
D
blw

Slide 36 - Quizvraag


A
bn
B
zn
C
bez.vnw
D
pers.vnw

Slide 37 - Quizvraag


A
hww
B
kww
C
zww
D
bw

Slide 38 - Quizvraag


A
onbep.vnw
B
vz
C
onbepaald lw
D
bw

Slide 39 - Quizvraag


A
ns.vgw
B
os.vgw
C
onbep.vnw
D
bw

Slide 40 - Quizvraag


A
bn
B
bw
C
zn
D
bep.hoofdtelw

Slide 41 - Quizvraag


A
bn
B
bw
C
zn
D
bep.hoofdtelw

Slide 42 - Quizvraag


A
aanw.vnw
B
tw
C
bw
D
blw

Slide 43 - Quizvraag


A
hww
B
kww
C
zww
D
ns.vgw

Slide 44 - Quizvraag


A
hww
B
kww
C
zww
D
ns.vgw

Slide 45 - Quizvraag


A
hww
B
kww
C
zww
D
ns.vgw

Slide 46 - Quizvraag

Slide 47 - Tekstslide