paragraaf 6.4

6.4 Woordformules
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

6.4 Woordformules

Slide 1 - Tekstslide

doelen

terugblik

Uitleg

Zelfstandig werken

Wat heb je geleerd?

Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

doelen van deze les:
  • Ik weet wat een woordformule is en kan hiermee rekenen.
  • Ik weet wat een begingetal en stijggetal is en kan dit aangeven in de woordformule.
  • Ik kan gegevens uit de grafiek halen.

Slide 3 - Tekstslide

Regelmatige toename/afname?
Regelmatige toename/afname?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

welk getal is het begin getal?
kosten in € = 1,25 + 6 x aantal dvd's
A
1,25
B
6

Slide 7 - Quizvraag

welk getal is het vaste bedrag?
kosten in € = 2,50 + 6 x aantal foto's
A
2,50
B
6

Slide 8 - Quizvraag

Welk getal is het stijggetal?
kosten in € = 15 + 3,50 x aantal tijdschriften

Slide 9 - Open vraag

Hoeveel moet je betalen als je 5 dvd's koopt? (met berekening)
kosten in € = 1,25 + 6 x aantal dvd's

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent het getal 5 in de volgende formule:
Inkomsten in € = 15+ 5 x aantal uren
A
begin getal
B
stijggetal
C
vaste bedrag
D
bedrag per uur

Slide 11 - Quizvraag

kosten in € = 4,50 + 8 x aantal kaarten
Hoeveel moet je betalen als je 4 kaarten koopt?
Schrijf ook de berekening op.

Slide 12 - Open vraag

Hoeveel verdien je als je 12 uur werkt? (met berekening)
Inkomsten in € = 15+ 5 x aantal uren

Slide 13 - Open vraag

Als je het dubbele aantal uren werkt verdien je het dubbelen. Klopt dit? leg uit waarom wel of waarom niet.
Inkomsten in € = 15+ 5 x aantal uren

Slide 14 - Open vraag

goed bezig!

Slide 15 - Tekstslide

Maak de opdrachten van 6.4 in G&R online



timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Verdiensten in € = 2 + 4,50 x aantal uren
Wat moet er onder tijd in uren is 0 staan? Met berekening.

Slide 17 - Open vraag

Verdiensten in € = 2 + 4,50 x aantal uren
Wat moet er onder tijd in uren is 3 staan? Met berekening.

Slide 18 - Open vraag

vragen stellen via Teams!
Help, ik snap het niet

Slide 19 - Tekstslide

oplossing puzzel vorige les




20 

(een appel is gelijk aan 2, een tros bananen is ook gelijk aan 2, en een kers is gelijk aan 3).

Slide 20 - Tekstslide