Tot 1950 waren de meeste boeren bedrijven gemengde/ combinatiebedrijven. Dus zowel voedingsgewassen (planten) als landbouwhuisdoeren (dieren). Nu zijn de meeste bedrijven gespecialiseerd in 1 ding.
Slide 4 - Tekstslide
Voedingsgewassen
Akkerbouw: grootschalig, machinaal, altijd buiten
Tuinbouw: kleinschaliger, meer handmatig. Soms buiten, meestal in kassen.
Slide 5 - Tekstslide
Akkerbouw
Door ruilverkaveling zijn de akkers van boeren steeds groter geworden.
Meestal wordt maar één gewas geteeld: monocultuur
Voordelen: grote gespecialiseerde machines, grote opbrengst
Nadelen: gevoelig voor ziektes/ insecten
Vroeger kleine akkers, veel afwisseling.
Slide 6 - Tekstslide
Akkerbouw
Graan
Aardappelen
Suikerbieten
Maïs
Slide 7 - Tekstslide
Akkerbouw - bestrijding
Monoculturen zijn gevoelig voor insecten: boeren gebruiken chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Deze middelen zijn giftig en ook schadelijk voor nuttige organismen.
Deze middelen kunnen ook
in het grondwater (sloten)
terecht komen.
Slide 8 - Tekstslide
Chemische gewasbescherming
Met biociden: doden levende organismen
Voordeel:
Werken snel
Nadeel 1:
Zijn vaak niet erg selectief: doden ook niet schadelijke en nuttige organismen
Slide 9 - Tekstslide
Chemische gewasbescherming
Nadeel 2:
Resistentie: het kan gebeuren dat sommige individuen van een soort tegen het gif kan (resistent is) als die dan nakomelingen krijgen krijg je een hele resistente ziekte/ plaag
Slide 10 - Tekstslide
Chemische gewasbescherming
Nadeel 3:
Accumulatie: de gifstoffen worden niet afgebroken in de organismen. Als deze worden gegeten komt het gif ook in het volgende dier in de voedselketen en zo verder. Accumulatie is een moeilijk woord voor ophoping.
Slide 11 - Tekstslide
Accumulatie
Slide 12 - Tekstslide
Akkerbouw - bemesting
Er wordt mest gebruikt om de grond van voedingsstoffen te voorzien.
Organische mest: mest van organismen (compost/ koeien)
Kunstmest: mest uit een fabriek
Met kunstmest heeft een boer meer controle.
Mest kan in het grondwater (sloot) terecht komen en verstoort het natuurlijke evenwicht.
Slide 13 - Tekstslide
Tuinbouw - in de volle grond
Fruit
Bloembollen
Bloemen
Zaden
Slide 14 - Tekstslide
Tuinbouw - glastuinbouw
Voordelen van verbouwen in kassen:
Gecontroleerde omstandigheden
Niet afhankelijk van seizoenen
Slide 15 - Tekstslide
Tuinbouw - glastuinbouw
Nadelen:
Hoog energie verbruik (verwarming/ lampen)
10x zoveel energie per kg groente
Gevoelig voor ziekteverwekkers
Slide 16 - Tekstslide
Veeteelt
Intensieve veehouderij (bio-industrie/ vee-industrie). Weinig eigen grond, voer moet worden ingekocht (vaak geïmporteerd).
Voordelen: gecontroleerd voer/ krachtvoer. Veel opbrengst van de dieren.
Slide 17 - Tekstslide
Veeteelt
Nadeel: mestoverschot: de dieren produceren veel meststoffen. Deze komen in het milieu terecht.
Oplossing: aangepast voer/ mestverwerking/ export
Slide 18 - Tekstslide
Biologische landbouw
Vormen van landbouw die minder/ geen impact op het milieu hebben maar toch voldoende voedsel opleveren.
Slide 19 - Tekstslide
Biologische landbouw
Vruchtwisseling om te voorkomen dat ziekteverwekkers de kans krijgen.
En ter voorkoming van uitputting van de grond (mineralen).
Slide 20 - Tekstslide
Biologische gewasbescherming
Gebruik maken van biologische processen, zoals natuurlijk vijanden.
Bijvoorbeeld sluipwespen als bestrijding tegen de witte vlieg (in kassen).