week 45

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Vandaag: dinsdag (mardi) 
2. Bonjour.. even terug in de tijd
3. Faire: vragen stellen, extra uitleg nodig? Anders verbuga uitleggen en  être oefenen, quizlet, mk blz. 39, 40              
4. Évaluation
5. Les devoirs: ler. toets                          

Slide 2 - Tekstslide

Le but du cours: 
Objectif du cours:
De stof voor het proefwerk begrijpen.. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Link

Even samen herhalen: répéter.. 

Slide 6 - Tekstslide

Franse straattaal
Le verlan = l'envers
Bonjour → Jourbon

Wat zullen de volgende woorden dan zijn in standaard Frans?
- zarbi - céfran
- ouf - zicmu
- lepar - tisor

Slide 7 - Tekstslide

Welke hoort er niet bij?
A
salut
B
bonjour
C
bonsoir
D
à demain

Slide 8 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?
A
chouette
B
grand
C
joli
D
j'adore

Slide 9 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?
A
la maison
B
le collège
C
en cinquième
D
la classe

Slide 10 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?
A
Oui
B
Ça va bien
C
Merci
D
Non

Slide 11 - Quizvraag

À vous!

Slide 12 - Tekstslide

Grammaire I
Être

Slide 13 - Tekstslide

Vormen van être

Slide 14 - Woordweb

Être = zijn
Je suis
Tu es
Il/elle/on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont
Elles sont

Slide 15 - Tekstslide

Onthoud:
1. 'Het is' vertaal je met...?
2. 'Wij zijn' kun je in het Frans op twee manieren vertalen
3. 
- Naar een groep vrouwen verwijs je met 'elles'
- Naar een groep mannen verwijs je met 'ils'
- Naar een groep mannen en vrouwen verwijs je met...?
4. Ook naar dingen kun je verwijzen met il(s) en elle(s)

Slide 16 - Tekstslide

David est dans le jardin?
- Non, ... au cinéma.

Slide 17 - Open vraag

Vous êtes à Paris, Théo et Lara?
- Non, ... à Lyon

Slide 18 - Open vraag

David et Alice sont français?
- Non, ... néerlandais

Slide 19 - Open vraag

Tu es à la maison?
- Non, ... à l'école

Slide 20 - Open vraag

Grammaire II
Het lidwoord

Slide 21 - Tekstslide

Het lidwoord
De / het:
- mnl. ev. = 
- vrl. ev. = 
- meervoud = 
Een: welke twee Franse vormen in het enkelvoud?
Meervoud: geen lidwoord in het Nederlands. En in het Frans?

Slide 22 - Tekstslide

Élise et Anna sont à la piscine?
- Non, ... sont dans le parc.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 23 - Quizvraag

La maison de David est loin?
- Non, ... est tout près.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 24 - Quizvraag

Eric est chez Nicolas?
- Non, ... est chez Sophie.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 25 - Quizvraag

Voorbereiden voor de toets

- Apprendre unité 1

Slide 26 - Tekstslide

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 27 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Vandaag: dinsdag (mardi)
2. Kiezen: Oefenen.. samen diagnostische toets of ZS werken
3. Faire: vragen stellen, extra uitleg nodig? Anders verbuga uitleggen en  être oefenen, quizlet etc.                
4. Évaluation
5. Les devoirs: ler. toets                          

Slide 28 - Tekstslide

Wat kun je verwachten op de toets?
1.Vertalen de vetgedrukte franse woorden in de zin.
2. Vertaal het nederlandse woord achter de zin.
3. Vul de juiste vorm van être in.. 
4. Vul juiste lidwoord in: le,la,les,l',un une, des
5. Zoek de juiste stukjes bij elkaar
6. Geef antwoord op de vraag
7. Tekst, lees de tekst en geef antwoord

Slide 29 - Tekstslide

Le verbe 'être'

Slide 30 - Tekstslide

Je ... un garçon.

Slide 31 - Open vraag

L'école ... grande.

Slide 32 - Open vraag

Les filles ... gentilles.

Slide 33 - Open vraag

Nous ... à l'école.

Slide 34 - Open vraag

Vous ... à Middelharnis, monsieur ?

Slide 35 - Open vraag

Het lidwoord

Slide 36 - Tekstslide

Voilà Aurélie. Elle est ... fille. (een)

Slide 37 - Open vraag

Je regarde souvent ... télé. (de)

Slide 38 - Open vraag

C'est quoi ... adresse de l'école ? (het)

Slide 39 - Open vraag

Tu as ... minute ? (een)

Slide 40 - Open vraag

Il y a ... terrains de foot. (-)

Slide 41 - Open vraag

... jardin est grand. (de)

Slide 42 - Open vraag