La semaine 39: 27,28,29 sept

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Tekstslide

La semaine 39:                                                                                        
lundi mardi et mercredi, le vingt-sept, le vingt-huit et le vingt-neuf  septembre       


Deze week doen we: 
- maandag: Herhalen en D -toets en leren
- dinsdag: opdr mk bij onderdelen die we lastig vinden
- woensdag: leren... en vragen stellen

Slide 2 - Tekstslide

Le but du cours: 
Objectif du cours:
De stof voor het proefwerk begrijpen.. 

Slide 3 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Vandaag: maandag (lundi) 
2. Herhalen / quiz
3. Faire: leren of D-toets maken, D-toets mag je ook woensdag maken.                  
4. Évaluation
5. Les devoirs: ler. toets                          

Slide 4 - Tekstslide

Salut!
Vandaag en morgen werken jullie zelfstandig omdat ik studiedagen heb. Jullie kunnen zelfstandig deze lesson up door werken. Lukt iets niet, noteer het en vraag het me woensdag. Je mag dan gewoon verder werken. Succes!

Slide 5 - Tekstslide

Oké, aan de slag: au travail..
Hieronder volgt een herhaling être en het lidwoord om te oefenen. Daarna kijk je of er nog iets niet af is tot nu toe, alles klaar? Dan maak je exra oefeningen bij onderdelen die je nog lastig vindt, Dus bijv. vind je het werkwoord être nog lastig, dan ga je naar grammaire 1 en daar staat menu au choix, en dan maak je daar oefeningen van.
 Bonne chance!! - Succes..

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent het hele werkwoord être?
A
zijn
B
is
C
hebben
D
heb

Slide 7 - Quizvraag

Vul de goede vorm van être in
Je _____ une fille
A
es
B
suis
C
est
D
sommes

Slide 8 - Quizvraag

Vul de goede vorm van être in
Vera _______ sympathique
A
suis
B
es
C
est
D
êtes

Slide 9 - Quizvraag

Vul de goede vorm van être in
Pierre et Marie _______ à l'école
A
sommes
B
êtes
C
sont

Slide 10 - Quizvraag

Lidwoorden staan vóór...
A
meewerkend voorwerp
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
lijdend voorwerp
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Noem de drie Nederlandse lidwoorden

Slide 12 - Open vraag

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?
A
le
B
la
C
des
D
un

Slide 13 - Quizvraag

Welke lidwoorden geven aan dat een woord meervoud is?
A
un
B
les
C
des
D
l'

Slide 14 - Quizvraag

Kies uit: le, la,l' of les
J'ai un ordinateur. _____ ordinateur est beau.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 15 - Quizvraag

Kies uit: le, la, l' of les
J'ai une piscine. ______ piscine est bleue.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 16 - Quizvraag

Kies uit: un, une of des
Le parc est immense. C'est ______ parc naturel.
A
un
B
une
C
des

Slide 17 - Quizvraag

Kies uit: un, une of des
La piscine est bleue. J'ai _____ piscine.
A
un
B
une
C
des

Slide 18 - Quizvraag

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Vandaag: dinsdag (mardi) 
2. Herhalen / quiz
3. Faire: afmaken wat nog niet af is..  extra opdr. maken                  
4. Évaluation
5. Les devoirs: ler. toets                          

Slide 19 - Tekstslide

Salut!
Vandaag en morgen werken jullie zelfstandig omdat ik studiedagen heb. Jullie kunnen zelfstandig deze lesson up door werken. Lukt iets niet, noteer het en vraag het me woensdag. Je mag dan gewoon verder werken. Succes!

Slide 20 - Tekstslide

Oké, aan de slag: au travail..
Wat je vandaag kunt doen is: je samenvatting leren, woordjes leren (met quizlet of zelf) extra opdr. maken (menu au choix) of de D-toets onderdelen: test vocabulaire F/N en grammaire en eventueel extra oefenreeks of/ en de oefeningen hieronder. Dus kies zelf..

 Bonne chance!! - Succes..

Slide 21 - Tekstslide

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden nog?
Sleep NL naar FA.
IK
JIJ
HIJ
ZIJ (1 persoon)
WIJ / MEN
WIJ
U / JULLIE
ZIJ (ml + mv)
ZIJ (vl + mv)
JE
TU
IL
ELLE
ON
NOUS
VOUS
ILS
ELLES

Slide 22 - Sleepvraag

être
=
 zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
wij zijn
zij zijn (ml&vr)
ik ben
u bent & jullie zijn
jij bent
hij/zij/men is (wij zijn)

Slide 23 - Sleepvraag

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 24 - Sleepvraag

Ik ben
jij bent
hij is
men is / wij zijn
wij zijn
u bent / jullie zijn
zij zijn (ml + mv)
zij zijn (vr + mv)
zij is

Slide 25 - Sleepvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
je ...
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 26 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
ils ...
A
est
B
es
C
sommes
D
sont

Slide 27 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
on ...
A
es
B
est
C
sommes
D
êtes

Slide 28 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
vous ...
A
sommes
B
êtes
C
être
D
sont

Slide 29 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
Julie
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 30 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'être' in:
Jean et Pierre ...
A
est
B
sommes
C
sont
D
être

Slide 31 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Léna est (een) ___ amie [v] de Thomas.
A
un
B
une

Slide 32 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
(Het) ___ hôtel [m] est à Paris.
A
le
B
l'

Slide 33 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Dans le métro, il y a ___ touristes [mv].
A
des
B
les

Slide 34 - Quizvraag

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
Où est (de) ___ bus [m]?

Slide 35 - Open vraag

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
Je visite (de) ___ ville [v].

Slide 36 - Open vraag

Vul in: le, la, l', les of un, une, des
La tour Eiffel est (een) ___ monument [m]

Slide 37 - Open vraag

Kies de juiste vorm:
Où est la maison?
A
il
B
elle

Slide 38 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Où est le camping?
A
il
B
elle

Slide 39 - Quizvraag

Vul in: il, elle, ils, elles
Où sont les campings [m]? ___ sont là-bas.

Slide 40 - Open vraag

Vul in: il, elle, ils, elles
Où sont les amies [v]? ___ sont là-bas.

Slide 41 - Open vraag

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Vandaag: woensdag (mercredi) 
2. Questions/ Vragen? 
3. Vertellen toets wat verwachten..               
4. Évaluation
5. Les devoirs: ler. toets                          

Slide 42 - Tekstslide

Oké, aan de slag: au travail..
Wat je vandaag kunt doen is: je samenvatting leren, woordjes leren (met quizlet of zelf) extra opdr. maken (menu au choix) of de D-toets onderdelen: test vocabulaire F/N en grammaire en eventueel extra oefenreeks of/ en de oefeningen hieronder. Dus kies zelf..

 Bonne chance!! - Succes..

Slide 43 - Tekstslide