HS4, lezen, HV1Q

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Wat heb je vandaag nodig? Je boek, schrift en een pen. 

We zijn bezig met het onderdeel: lezen.  

blz. 195

Wat gaan we doen?

• Wat weet je nog?
• Opdracht 45 bespreken
• Tekst 7 samen lezen
• Aan de slag!

Wat weet je nog?

Noteer waarnaar het vetgedrukte verwijswoord naar terugverwijst. 

• Jack moest gisteren naar de tandarts, die zit in Heerhugowaard.
  
• Sebas heeft een grote legoverzameling. Dat heeft hij nog nooit eerder tegen iemand gezegd. 
• In de IJstijd leefden onder andere de sabeltandtijger en mammoet. De botten daarvan vinden ze regelmatig op de bodem van de Noordzee. 

Wat weet je nog?

Noteer waarnaar het vetgedrukte verwijswoord naar terugverwijst. 

Noteer het juiste tekstdoel achter de tekstvorm

1. Nieuwsbericht
2. Recept
3. Tekst in je geschiedenisleerboek 
4. Verkiezingsposter 
5. Het boek: 'Oorlogswinter'

Opdracht 45 (blz. 197)

a. ze (regel 1)

b. daar (regel 5)

c. die (regel 11)

d. hij (regel 11)

e. ze (regel 14)

f. die (regel 15)

g. hen (regel 22)

Aan de slag!

Wat? opdracht 46 blz.  198 afmaken

Wat lezen? Tekst 7 blz. 198 en 199

Hoe veel tijd? Het is huiswerk voor dinsdag.

Klaar? Ga aan de slag met een ander vak of iets voor jezelf doen. 

Thuis les? Je mag deze les verlaten en zelfstandig werken. Stuur mij een chatbericht als je vragen hebt, dan probeer ik die z.s.m. te beantwoorden

Dit voelde ik toen ik weer op school kwam

😒🙁😐🙂😃

Ik heb mij tijdens de lockdown wel eens verveeld.

0100

Ik heb mijn vrienden/vriendinnen gemist tijdens de lockdown.

0100

Ik ken iemand die corona heeft gehad

Ja

Nee

Ik heb tijdens de lockdown mijn huiswerk goed bijgehouden voor alle vakken.

0100

Ik heb het huiswerk voor Nederlands gemaakt

Ja

Nee

Ja, maar niet alles

Ja, alleen een paar vragen snapte ik niet

Nee, want ik snapte het niet

Ik vind het onderdeel lezen best lastig.

0100

Ik weet op welke plaats de kernzin kan staan.

0100

Het vinden dan de kernzin gaat mij gemakkelijk af.

0100

Ik weet nog wat wrongel en wei is.

0100

Opdracht 6 bespreken 

blz. 195 

opdracht 6, tekst 6, blz. 196 

Verwijswoorden

In een tekst staan vaak verwijswoorden. Ze verwijzen terug naar andere woorden in de tekst. Deze verwijswoorden worden gebruikt omdat je anders steeds dezelfde woorden moet herhalen, dan wordt een tekst erg saai. 

Om een tekst goed te begrijpen, moet je weten waarnaar verwijswoorden verwijzen. 

Verwijswoorden voorbeelden

Bij bol.com heb ik twee nieuwe spellen gekocht, want die waren in de aanbieding. 

Lisanne heeft al haar huiswerk al af, zodat ze vanavond kan chillen. 

Mijn oom heeft eens de Elfstedentocht geschaatst. Dat vind ik best bijzonder. 

Opdracht 45 (blz. 197)

a. ze (regel 1)

b. daar (regel 5)

c. die (regel 11)

d. hij (regel 11)

e. ze (regel 14)

f. die (regel 15)

g. hen (regel 22)

Aan de slag!

Wat? opdracht 46 blz.  198

Wat lezen? Tekst 7 blz. 198 en 199

Hoe veel tijd? Tot het einde van deze les, het is huiswerk voor vrijdag. 

Klaar? Ga aan de slag met een ander vak of iets voor jezelf doen.