Hoofdpersonen en bijfiguren
De volgende ochtend was Arthur al vroeg op. Hij had die nacht slecht geslapen.
Waarom wist hij niet precies. Was het misschien omdat de leraar Engels gisteren weer zo sarcastisch had gekeken toen hij de repetitiecijfers oplas, met een vette 3 voor hem?
Of speelde het gesprek van gisteren met Marieke door zijn hoofd?
Arthur voelde zich verward als hij aan haar dacht. Terwijl hij twee jaar geleden toch helemaal niet in de war was, als hij met haar en de andere buurtkinderen ging voetballen op het veldje.
Wat wilde ze nu precies van hem? Hij werd een beetje boos op zichzelf en ging snel douchen en ontbijten.
Daar ging de bel. Voor de deur stond buurman Harrison met die eeuwige opgewekte grijns op zijn bolle rode gezicht.
“Hee maatje Arthur!” begon hij. Zonder het te willen reageerde Arthur een beetje chagrijnig: “Ik moet zo naar school...”
De buurman begon een grappig en onbegrijpelijk verhaal te vertellen over een pakje dat per ongeluk bij hen bezorgd zou zijn.
Om alles nog erger te maken, hoorde Arthur achter zich Carly gillen om haar pop (die hij gisteren onder haar bed had verstopt).
“Wacht even, ik roep mijn moeder erbij,” mompelde hij. Maar dat was al niet meer nodig.
“Goedemorgen buurman, wat een verrassing op dit vroege uur!” hoorde hij haar opgewekte stem al achter zich.