In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands!
Oefenen werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Vanwege de storm is het vliegtuig op een andere luchthaven (landen).
A
geland
B
gelandt
Slide 2 - Quizvraag
Thierry heeft de omlijsting gisteren (verven).
Slide 3 - Open vraag
Fleur en Lotte dachten dat ze hadden gewonnen, maar ze hadden te vroeg (juichen)
Slide 4 - Open vraag
Toen de show was afgelopen, verlieten de bezoekers (lachen) het theater. (tegenwoordig deelwoord)
Slide 5 - Open vraag
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord
besteden het............ bedrag
Slide 6 - Open vraag
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord
verrotten de ........... appel
Slide 7 - Open vraag
De vrijwilliger heeft een onderscheiding (verdienen)
A
verdient
B
verdiend
Slide 8 - Quizvraag
Kun je mij uitleggen wat je daarmee (bedoelen)
A
bedoeld
B
bedoelt
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de tegenwoordige tijd van het werkwoord worden voor de ik-vorm
A
word
B
wordt
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van het werkwoord verplaatsen voor de hij-vorm
A
verplaatste
B
verplaatsde
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van het werkwoord melden voor de hij-vorm
A
meldde
B
melde
Slide 12 - Quizvraag
De storm van gisteren (verwoesten) het hele dorp.
A
verwoeste
B
verwoestte
Slide 13 - Quizvraag
Dit weekend hebben veel mensen hun huid (verbranden).
A
verbrand
B
verbrandt
Slide 14 - Quizvraag
Vul de juiste werkwoordsvorm in. Mijn auto (starten) vanmorgen niet.
Slide 15 - Open vraag
Het team (landen) gisteravond op Schiphol.
Slide 16 - Open vraag
Hij (verbazen) zich er niet over.
Slide 17 - Open vraag
De kranten (berichten) niets over het voorval.
Slide 18 - Open vraag
Hij (bekleden) de stoel opnieuw.
Slide 19 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van kopen
Slide 20 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van liegen
Slide 21 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van lopen
Slide 22 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van worden
Slide 23 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van gaan
Slide 24 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van schrijven
Slide 25 - Open vraag
Vul de juiste vorm in voor het voltooid deelwoord van antwoorden
Slide 26 - Open vraag
Vul de juiste vorm in voor het voltooid deelwoord van vragen
Slide 27 - Open vraag
Vul de juiste vorm in voor het voltooid deelwoord van bestellen
Slide 28 - Open vraag
Vul de juiste vorm in voor het voltooid deelwoord van beïnvloeden
Slide 29 - Open vraag
Vul de juiste vorm in voor het voltooid deelwoord van schrijven
Slide 30 - Open vraag
Vul de juiste vorm in voor het voltooid deelwoord van gaan
Slide 31 - Open vraag
Eind van de les
Wat ga je doen?
Maak werkwoordspelling gecombineerd.
Leer de theorie uit je boek. Bereid je zo goed mogelijk voor. Maandag 8 november is de toets. daarvoor moet werkwoordspelling gecombineerd voldoende afgesloten zijn.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.