Leerdoel: Ik kan de lidwoorden in het Duits schrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Waar staat het lidwoord vóór?
Waaraan herken je een zelfstandig naamwoord in het Duits?
Slide 3 - Tekstslide
De lidwoorden 'de' en 'het' worden in het Duits vertaald met der, die of das.
Wanneer der, die, das?
Slide 4 - Tekstslide
Der
mannelijk
mannelijke personen en dieren
der Stier
der Mann
Slide 5 - Tekstslide
Die
vrouwelijk
vrouwelijke personen en dieren
de meeste woorden, die op -e eindigen
die Kuh
die Frau
die Tasche
Slide 6 - Tekstslide
Das
onzijdig
de meeste woorden, waarvan het lidwoord in het Nederlands 'het' is.
alle verkleinwoorden (woorden, die eindigen op -chen')
das Haus
das Mädchen
Slide 7 - Tekstslide
Die
- meervoud (ongeacht geslacht)
die Kinder
die Bücher
Slide 8 - Tekstslide
Wat geven de kleuren aan?
Als je het geslacht niet aan de hand van de regels of de woordenlijst kunt weten, staat er een m, v, o of mv achter het zelfstandig naamwoord. Wat betekenen ze?
Slide 9 - Tekstslide
Vragen?
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht
Maak het opdrachtenblad, dat je in de les uitgedeeld krijgt. Gebruik hierbij blz. 56.
Klaar? Schrijf blz. 56 1 keer over.
Wat niet af is, is huiswerk.
Slide 11 - Tekstslide
Lidwoorden
Leerdoel: Ik kan de lidwoorden in het Duits schrijven.