Unité 4 - la négation - de ontkenning

hoofdstuk 4
La négation
De ontkenning 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 4
La négation
De ontkenning 

Slide 1 - Tekstslide

H1E
Danique
Carlijn
Laurens
Cebrian
Sven
Tobias
Danielle
Stefanie
Jayden
Colin
Ola
Elise
Konrad
Fintan
Jase
Isabel
Kaya
Lilly
Joan
Stas
Jessy
Lois
Zoe
Luca
Senna
Yash
Lucas
Rodrigo
Docent

Slide 2 - Tekstslide

H1A
Pepijn
Lucas
Luuk
Nienke R
Farah
Mike
Benyamin
Quint
Youri

Micha
Daiyaan
Evy
Faiza
Thijs
Daniel
Nienke S
Nikki
Quinten
Stan
Kyra

Odenza
Ché
Benjamin
Chloé
Noor
Ali
Noud
Docent

Slide 3 - Tekstslide

H1B
Lester
Riley
Elena
Yasmin
Luca
Finn
Monique
Jasmine
Fleur
Sequoyah
Tiego
Raf
Luuk 
Armaan
Julian
Youp
Jaimy
Nikolai
Dylano
Seana
Bernella
Lyris
Timo
Valentijn
Steef
Jayden
Mick
Rivano
Docent

Slide 4 - Tekstslide

H1C
Koen
Jayden
Lisa
Fay
Bradley
Khaled
Laura
Marley
Milou
Aniek
Luuk
Wessel
Jurre
Ramon
Sven
Dylano
Stijn
Lana
Josh
Kyano
Johnny
Aiden
Jay
Jens
Levi
Docent

Slide 5 - Tekstslide

Programme
  • Focusleren 5 min
  • Les devoirs
  • Répétition ''écouter ''
  • De ontkenning in het Frans
  • Les exercices

Slide 6 - Tekstslide

doel:
Na deze les weet je wat de Fransen bedoelen als ze
'ne ... pas' zeggen in een zin, 
en kun je dat zelf ook in een zin gaan gebruiken


Slide 7 - Tekstslide

Focusleren
Unité 4
Apprendre 4 page 134
Apprendre 1/2 page 133

timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Luisteropdracht

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent:
Il chante.
A
Hij danst.
B
Jij woont.
C
Ik zing.
D
Hij zingt.

Slide 10 - Quizvraag

Il ne chante pas.
A
Hij zingt niet.
B
Jij danst niet.
C
Ik zing niet.
D
Zij danst niet.

Slide 11 - Quizvraag

J'habite dans un village.
A
Jij woont in een dorp.
B
Hij woont in een dorp.
C
Ik woon in een dorp.
D
Wij wonen in een dorp

Slide 12 - Quizvraag

Je n'habite pas dans un village.
A
Jij woont niet in een dorp.
B
Hij woont niet in een dorp.
C
Ik woon niet in een dorp.
D
Wij wonen niet in een dorp.

Slide 13 - Quizvraag

Hoe vertaal je het woordje
'niet'
in het Frans?

Slide 14 - Open vraag

NE PAS
Als je zegt dat iets 'niet' zo is, dan noem je dat een ontkenning
Als je een zin ontkennend wil maken, dan gebruik je 'NE ... PAS'.

Exemples:
- Je ne mange pas de banane.            Ik eet geen geen bananen
- Tu ne regardes pas la télé.                  Jij kijkt geen televisie
- Nous ne jouons pas au foot.              Wij voetballen niet

Slide 15 - Tekstslide

Plaats in de zin
Je ne mange pas de viande.
   >  NE  VOOR de persoonsvorm / PAS   meteen NA de persoonsvorm

! > Klinkerbotsing  / stomme 'h'    > NE verandert in N'
- On n'a pas de devoirs. = We hebben geen huiswerk.
- Elle n'habite pas à Paris. = Zij woont niet in Parijs.
- C'est facile. = Ce n'est pas facile.  = Het is niet makkelijk.
!! > Als er twee werkwoorden in de zin staan, zet je het nog steeds rondom de persoonsvorm :
- Je veux manger un hamburger. = Je ne veux pas manger de frites.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

C'est tout? Non, ...

Il y a aussi:
- ne ... plus = niet meer / geen meer
     -> Il n'habite plus en France. = Hij woont niet meer in Frankrijk.
- ne...jamais = nooit
     -> Il ne fait jamais ses devoirs. = Hij maakt nooit zijn huiswerk.
- ne...rien = niets
     -> Elle ne sait rien. = Zij weet niets.

Slide 18 - Tekstslide

Je mange des bananes.
A
Je mange ne pas de bananes.
B
Je ne mange pas de bananes.
C
Je mange de ne pas bananes.
D
Je ne mange de bananes pas.

Slide 19 - Quizvraag

Ils sont dans la classe.
A
Ils ne sont pas dans la classe.
B
Ils sont ne pas dans la classe.
C
Ils sont dans ne pas la classe.
D
Ne pas ils sont dans la classe.

Slide 20 - Quizvraag

J'ai une soeur.
A
J'ai ne pas de soeur.
B
Je ne ai pas de soeur.
C
J'ai ne pas de soeur.
D
Je n'ai pas de soeur.

Slide 21 - Quizvraag

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Nous cherchons les cadeaux.  
ne
pas
cadeaux
nous
les
cherchons

Slide 22 - Sleepvraag

Maak ontkennend met ne ... pas >
elle mange le chocolat

Slide 23 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
charles a quatre frères

Slide 24 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
Elles ont 13 ans

Slide 25 - Open vraag


Maak ontkennend:
Il a déménagé
nog niet

Slide 26 - Open vraag

Zet de volgende zin in de ontkenning:

Alicia a d'argent + ne ... jamais

Slide 27 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
c'est possible

Slide 28 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
c'est ma famille

Slide 29 - Open vraag

Wat smurft deze smurf?

Slide 30 - Tekstslide

nu maken:   U4 > taak 4.5
Exercice 16CDE page 124
Klaar maak exercice 17: page 127





Slide 31 - Tekstslide