Bij een zin in de actieve vorm is het onderwerp actief. Het onderwerp doet iets, heeft iets gedaan of gaat iets doen.
De kunstenaar hing zijn schilderij op aan de muur. (De kunstenaar deed iets, hij/zij hing iets op)
De studenten weigerden de antikraak woning te verlaten. (De studenten deden iets, ze weigerden namelijk.)