Over lezen

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Over lezen
1. Aan het einde van deze paragraaf kun je meerdere verhaalsoorten noemen.

Slide 2 - Tekstslide

verhaalsoorten
* fantasy
* science fiction
* spanning en avontuur
* misdaad

Welk verhaalsoort is dit?

Slide 3 - Tekstslide

welk verhaalsoort hoort bij het plaatje?
A
Fantasy
B
Spanning en avontuur
C
Misdaad
D
Sciences fiction

Slide 4 - Quizvraag

Welk verhaalsoort is dit?


Slide 5 - Tekstslide

welk verhaalsoort hoort bij het plaatje?
A
Fantasy
B
Spanning en avontuur
C
Misdaad
D
Sciences fiction

Slide 6 - Quizvraag

Welk verhaalsoort is dit?


Slide 7 - Tekstslide

welk verhaalsoort hoort bij het plaatje?
A
Fantasy
B
Spanning en avontuur
C
Misdaad
D
Sciences fiction

Slide 8 - Quizvraag

Welk verhaalsoort is dit?

Slide 9 - Tekstslide

welk verhaalsoort hoort bij het plaatje?
A
Fantasy
B
Spanning en avontuur
C
Misdaad
D
Sciences fiction

Slide 10 - Quizvraag

maak opdracht 2 op blz. 62

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

andere doelen 
  • Kun je uitleggen waarom een verhaal net echt is of een echte indruk bij je maakt. (blz. 64)
  • Kun je met behulp van beoordelingswoorden zeggen wat je van een verhaal vindt. (blz. 65) 

Slide 13 - Tekstslide

Kijk in je boek op blz 67
Waaraan kun je zien dat dit een gedicht is?

Slide 14 - Open vraag

Beoordelingswoorden

Slide 15 - Woordweb

Even opfrissen
- Persoonsvorm (PV): tijdsproef / getalproef

- Werkwoordelijk gezegd (WWG): PV + alle werkwoorden in de zin

- Onderwerp (OND): vraag WIE of WAT + wwg

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn zinsdelen?
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Het zijn een soort puzzelstukjes.

Slide 17 - Tekstslide


A

Slide 18 - Quizvraag

zinsdelen.

Je bouwt met stukjes informatie een zin. 
Je noemt deze stukjes: zinsdelen
een zin bestaat in elk geval uit  2 zinsdelen: 
1 deel dat zegt wat er gebeurt: het wwg
1 deel dat zegt wie / wat het doet: het onderwerp

Slide 19 - Tekstslide

Uitbreiden van de basisdelen van een zin.
1. wanneer ..................................................................
2. wat ..........................................................................

Slide 20 - Tekstslide

Maak een zin met 4 zinsdelen met het woord "helpt:

Slide 21 - Open vraag

Maak een zin met 4 zinsdelen met de persoonsvorm "leert"

Slide 22 - Open vraag

Maak een zin met 4 zinsdelen met de persoonsvorm: "repareerde"

Slide 23 - Open vraag

Schrijf op...
splitsbare werkwoorden 
  • nakijken --> ik kijk de toetsen na
  • weglopen --> jij loopt snelweg
  • uitzwaaien --> wij zwaaien opa en oma uit

Alleen het stukje dat van tijd verandert, is de pv! Het losse stukje hoort niet bij de pv. 

Slide 24 - Tekstslide

welke splitsbare werkwoorden ken jij al?

Slide 25 - Open vraag