Blok 2 Les 1 Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Welkom 2KB2!

Maandag 29 november

Programma van vandaag

1. Starten met lezen
2. Terugblik naar de toets
3. Uitleg
4. Opdrachten maken en bespreken

Lezen in je leesboek

Dit doen wij tien minuten.

Terugblik

Hoe ging de toets van blok 1?

Wat heb ik gezien?

1 Maak een zin met het voltooid deelwoord van het werkwoord ontvangen. 

2 Breid de zin uit met twee zinsdelen. Het ene zinsdeel geeft antwoord op de vraag wanneer? Het andere op de vraag waar?

Antwoord:

Ik heb iets gegeven vandaag.                                       1 Ik heb een pakketje ontvangen.

Ik heb iets ontvangen                                                      2 Ik heb vandaag een pakketje ontvangen in de

Ik heb vandaag een pakketje ontvangen.                  brievenbus.

Tips die ik je meegeef voor de volgende keer.

• Lees de vraag twee keer voordat je een antwoord gaat geven.
• Kijk wat je moet opschrijven bij een vraag.
• Vul altijd iets in.

"Let u ook op spelfouten, mevrouw?"

Leerdoelen

• Je kunt zinsdelen ontleden op pv, ond en wwg.
• Je weet wat splitsbare werkwoorden zijn.
• Je herkent een wwg met een 'te' behorend bij het werkwoord.

Start blok 2 Grammatica

Bladzijde 72 in je boek.

Zinsontleding in PV, OND en WWG

PV = persoonsvorm: het werkwoord dat in de zin verandert als je de zin in een andere tijd zet. Dit is altijd een werkwoord.

Bijvoorbeeld: 

Onze kat wil steeds op het aanrecht springen.

Onze kat wilde steeds op het aanrecht springen.

In een andere tijd, dus van t.t. naar v.t.

Zinsontleding in PV, OND en WWG

OND = onderwerp: wie of wat doet het in de zin. Kan ook 'het' zijn.

Bijvoorbeeld: 

Onze kat wil steeds op het aanrecht springen.

Het antwoord op de vraag is het onderwerp: Onze kat.

Wie of wat wil steeds op het aanrecht springen?

Zinsontleding in PV, OND en WWG

WWG = werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin inclusief de persoonsvorm. 

Bijvoorbeeld: 

Onze kat wil steeds op het aanrecht springen.

Het antwoord op de vraag is het werkwoordelijk gezegde: wil springen.

Wat zijn alle werkwoorden in de zin?

De politieman wilde hem aanhouden.

Wat is de PV?

1. De politieman
2. wilde
3. wilde aanhouden
4. hem

De politieman wilde hem aanhouden.

Wat is het OND?

1. De politieman
2. wilde
3. wilde aanhouden
4. hem

De politieman wilde hem aanhouden.

Wat is het WWG?

1. De politieman
2. wilde
3. wilde aanhouden
4. hem

Dat heb je mooi gemaakt!

Wat is de PV?

1. Dat
2. je
3. heb gemaakt
4. heb

Dat heb je mooi gemaakt!

Wat is het OND?

1. Dat
2. je
3. heb gemaakt
4. heb

Het arme meisje is gisteren van haar fiets gevallen.
Wat is de PV?

1. Het meisje
2. is
3. gevallen
4. haar fiets

Het arme meisje is gisteren van haar fiets gevallen.
Wat is het OND?

1. Het meisje
2. Het arme meisje
3. gevallen
4. haar fiets

Het arme meisje is gisteren van haar fiets gevallen.
Wat is het WWG?

1. is gevallen
2. Het arme meisje
3. gevallen
4. haar fiets

Uitleg: splitsbare ww

Sommige werkwoorden worden in een zin van elkaar gesplitst. Er is een werkwoord, maar daar hoort nog iets bij, vaak is dit een voorzetsel.

Bijvoorbeeld

Wij maken ons huiswerk altijd af in de les.

• Welk ww kun je vinden in de zin?
• Waar staat een ander stukje wat bij het ww hoort?
• Wat is het hele werkwoord?

 

Bijvoorbeeld

Het geld schrijft de gemeente volgende week over. 

• Welk ww kun je vinden in de zin?
• Waar staat een ander stukje wat bij het ww hoort?
• Wat is het hele werkwoord?

 

Bijvoorbeeld

De was hangt mijn moeder altijd buiten op in de tuin.

• Welk ww kun je vinden in de zin?
• Waar staat een ander stukje wat bij het ww hoort?
• Wat is het hele werkwoord?

 

    Het voorzetsel wat bij het werkwoord hoort, schrijf je ook bij het WWG.

Uitleg: ww met te

Je weet nu dat een wwg niet alleen uit werkwoorden hoeft te bestaan. Denk aan dat voorzetsel van de vorige oefeningen.

Soms staat het woordje 'te' voor een werkwoord.

Bijvoorbeeld

• De hond ligt in zijn mand te slapen.
• Mijn zusje zit het liefst te kleuren.

Het woordje 'te' schrijf je bij het werkwoord gezegde erbij.

PV: ligt

OND: De hond

WWG: ligt te slapen

Opdrachten maken

• Je gaat opdracht 1 tot en met 5 maken op blz. 72 t/m 75.
• Je schrijft dit netjes op in je schrift.
• Je vraagt je buurman/buurvrouw om hulp. Daarna mij.
• We werken vijf minuten in stilte, daarna mag je overleggen.
• Opdracht 1 tot en met 5.

Klaar? Kom even bij mijn bureau met je schrift.

Terugblik

Je kunt zinsdelen ontleden op pv, ond en wwg.

Je weet wat splitsbare werkwoorden zijn.

Je herkent een wwg met een 'te' behorend bij het werkwoord.

Tot donderdag allemaal!