Hst 1 Framing af & Hst 2 Plot

Op tafel:
papier, pen, kern, zakkie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
papier, pen, kern, zakkie

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Op tafel: 
Kern-boek
map 
pen/potlood
(telefoon in zwarte zakkie op hoek tafel)

Slide 2 - Tekstslide

Agenda 

  1. Huiswerk bespreken
  2. Korte uitleg hst 2 Plot 
  3. Aan de slag 

Slide 3 - Tekstslide

Niet vergeten...

Blijf elke week werken...

Gebruik de vakantie eventueel om in te halen....

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1 
a. logo/ term: servicemail / vetgedrukte mededeling/ je moet iets doen

b. hebzucht (door woorden als 'cadeau', 'ontvangen')

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 3  
a. Een plofkip is een kip die heel snel groeit + veel borstvlees heeft.  
Framing, omdat daarmee het beeld wordt opgewekt dat de kippen zo snel groeien dat ze ontploffen. Dat geeft negatief gevoel.

b. Wakker Dier; zij willen betere leefomstandigheden voor dieren. 


Slide 6 - Tekstslide

Vraag 3 c
  1. Het blijft hangen: iedereen weet waar je het over hebt als je het over plofkippen hebt. 
  2. Het klinkt logisch dat plofkippen geen goede leefomstandigheden hebben en dat je ze dus eigenlijk niet zou moeten (ver)kopen en/of eten. 
  3. Het speelt in op de gevoelens die leven in de samenleving: er wordt steeds meer aandacht besteedt aan het welzijn van dieren, plofkip past binnen die trend. 
  4. Het vereenvoudigt en structureert de werkelijkheid: de snelle groei is niet het enige dat slecht is voor het welzijn van de kippen.  

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 6
a De deelnemers dacht júist aan een roze olifant.

b Door te zeggen dat hij geen bedrieger was, vestigde Nixon juist de aandacht op het idee dat hij wel eens een bedrieger zou kunnen zijn. Zo zaaide hij wellicht twijfel bij mensen die eerst nog niet aan hem twijfelden.




Slide 8 - Tekstslide

Vraag 5 a

Betekenis: een speciale belasting die wordt geheven over het vermogen van superrijke   mensen. 

Het woord werd in oktober 2014 voor het eerst gebruikt door de Nederlandse vakbond FNV, die daarmee een wetsvoorstel aanduidde om de belasting over spaargeld boven de honderdduizend euro te verhogen.


Slide 9 - Tekstslide

Vraag 5 b
Software die gebruikt wordt om testresultaten te beïnvloeden. 

Dit woord is ontstaan door een schandaal met de milieuregels voor dieselauto’s bij Volkswagen, halverwege september 2015. Volkswagen bleek namelijk moedwillig te hebben geknoeid met de registratie van de emissie van de verbrandingsmotoren in dieselauto’s. Daardoor leken de Volkswagens veel minder slecht voor het milieu dan ze in werkelijkheid waren. Ze fraudeerden (sjoemelden) dus met de software.


Slide 10 - Tekstslide

Vraag 5 c
Iemand die videoblogs maakt van het treitergedrag van zijn vrienden en die zelf, door dit gedrag te filmen en de film te publiceren, ook overlast veroorzaakt. 

De term treitervlogger komt voort uit de overlast die een groep Zaanse jongeren in september 2016 hebben veroorzaakt met hun vlogs. 

Slide 11 - Tekstslide

Je legt uit aan de hand van de 4 kenmerken 

Het blijft hangen
Het klinkt logisch 
Het speelt in op de gevoelens die leven in de samenleving
Het vereenvoudigt en structureert de werkelijkheid

Slide 12 - Tekstslide

Welk woord bedacht/gevonden? 

Slide 13 - Tekstslide

Plot... verhalen zijn overal

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Zelf verhalen schrijven (hst 2 blz. 90) 

Slide 21 - Tekstslide

Drie stappen als je gaat schrijven
  1. Soort verhaal kiezen (gebaseerd op echt verhaal, net echt,  fantasievol etc.) 
  2. Onderwerp kiezen en uitwerken
  3. Verloop van de plot bepalen

Slide 22 - Tekstslide

Hoe zou je 'plot' omschrijven? 

Slide 23 - Tekstslide

Plot .... 
... het verloop van je verhaal...

...de verhaallijn...

(dus niet per se alleen 'hoe het afloopt')

Slide 24 - Tekstslide

Zeven stappen
  1. Hoofdpersoon (protagonist) heeft doel, wens, probleem. 
  2. Moet iets met het doel, de wens of het probleem. 
  3. Ondervindt weerstand.
  4. Beschermers/helpers erbij. 
  5. Protagonist nadert doel. 
  6. Bereikt doel, wens of lost probleem op (of juist niet...)
  7. Deze 'reis' heeft protagonist veranderd.. (leven is anders) 

Slide 25 - Tekstslide

Roodkapje

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video


Schrijf de zeven stappen op voor
Roodkapje 

Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn de zeven stappen toegepast op Roodkapje?

Slide 29 - Open vraag

Aan de slag in tweetallen
Pen en los papier

Verzin een stap 1 en schrijf op: hoofdpersoon en wat wil deze/wat voor probleem of wens heeft protagonist (=hoofdpersoon)?   

Slide 30 - Tekstslide

Geef door: volgende schrijft eronder
  • Stap 2: Welke actie onderneemt hoofdpersoon?
  • Stap 3: Welke obstakels ondervindt de hoofdpersoon?
  • Stap 4: Verzin een beschermer/helper. 
  • Stap 5: Hoe nadert de hoofdpersoon zijn/haar doel? Gaat dat lukken?
  • Stap 6: Hoe loopt het af?
  • Stap 7: Hoe heeft de hoofdpersoon zich ontwikkeld? Wat is anders? 

Slide 31 - Tekstslide

Vrijdag verder hst 2

Slide 32 - Tekstslide

Je krijgt je verhaal terug..
Herken je de zeven stappen?
Hoe is het verhaal geworden? 

Slide 33 - Tekstslide

Fijne herfstvakantie
Vergeet niet te lezen en Numo in te halen (als nodig) 

Slide 34 - Tekstslide