Schrijven les 3

Welkom 3GVAa

Pak je spullen erbij en wacht rustig de start van de les af
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3GVAa

Pak je spullen erbij en wacht rustig de start van de les af

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen
Terugblik
Opdrachten nakijken (3 + 5)
Lesdoelen
Uitleg
Zelfstandig werken
Lesdoelen controleren




Slide 2 - Tekstslide

Tijd om te lezen (10 min)

Pak je boek en ga in stilte lezen

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Wat is framing?


Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Framing is het bewust kiezen van woorden die een bepaald beeld of gevoel oproepen bij een onderwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3 (blz. 88)
Sla je boek open op de juiste bladzijde.

Pak je schrift met je antwoorden voor je.

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3 (blz. 88)
a.  Een plofkip is een kip die heel snel groeit en veel borstvlees heeft. 

Plofkip is een voorbeeld van framing, omdat daarmee het beeld wordt opgewekt dat de kippen zo snel groeien dat ze ontploffen. Het gevoel dat wordt geassocieerd met ontploffende kippen is natuurlijk negatief.

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3 (blz. 88)

b.  Dit frame is bedacht door Wakker Dier, om ervoor te zorgen dat er betere leefomstandigheden komen voor kippen.

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3 (blz. 88)
c.  1. Het blijft hangen: iedereen weet wat een plofkip is.
2. Het klinkt logisch dat plofkippen geen goede leefomstandigheden hebben en dat je ze dus niet moet eten.  3. Het speelt in op de gevoelens die leven in de samenleving: er wordt meer aandacht besteedt aan het welzijn van dieren.        4. Het vereenvoudigt en structureert de werkelijkheid: de snelle groei is niet het enige dat slecht is voor de kippen.  

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken opdracht 5 (blz. 89)

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken opdracht 5 (blz. 89)
a. 1. dagobertducktaks: een speciale belasting die wordt geheven over het vermogen van superrijke mensen. 
2. sjoemelsoftware: Software die gebruikt wordt om testresultaten te beïnvloeden.
3. treitervlogger: Iemand die videoblogs maakt van het treitergedrag van zijn vrienden en die zelf, door dit gedrag te filmen en de film te publiceren, ook overlast veroorzaakt.

Slide 11 - Tekstslide

Nakijken opdracht 5 (blz. 89)
b. Ja, er is sprake van framing, want de woorden bevatten allemaal de vier kenmerken. Ze zijn woord van het jaar geworden. Het zijn frames waar mensen het intuïtief mee eens zijn. Ze spelen in op gevoelens die leven in de samenleving, want ze zijn woord van het jaar geweest. De ‘dagobertducktaks’ versimpelt de werkelijkheid door de rijken  af te schilderen als gierigaards die zwemmen in het geld. 

Slide 12 - Tekstslide

Nakijken opdracht 5 (blz. 89)

c. Wie heeft een mooi woord bedacht over een actueel thema?

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert hoe je:
- een onderwerp uitwerkt tot een plot

- levensechte personages verzint en een perspectief kiest voor je verhaal

Slide 14 - Tekstslide

Plot (verhaallijn)
Een verhaal is geen verhaal zonder goede structuur. 

Deze structuur wordt bij veel boeken en films opgebouwd volgens dezelfde 7 stappen.

Het begin (stap 1) bestaat uit een hoofdpersoon met een doel, wens of probleem.

Slide 15 - Tekstslide

Plot (verhaallijn)
Een plot kan je samenvatten in 1 zin, een premisse. 
Een premisse is de kleinst mogelijke formulering waarin je de ontwikkeling van een verhaal, van begin, tot middenstuk, tot einde, kunt samenvatten.
Voorbeeld:
"Een jonge leeuw moet de uitdagingen van verraad overwinnen om zijn rechtmatige plaats als koning te heroveren.'

Slide 16 - Tekstslide

Werken met je buur (10 min)
Lees de theorie nog eens door en
maak samen opdracht 4, 7 & 8

Schrijfvaardigheid (par. 2) blz. 91 & 92

Slide 17 - Tekstslide

Personages & Perspectief
Wie is het personage in jouw verhaal favoriete verhaal?

Vanuit welk perspectief wordt dit verhaal verteld? 

Slide 18 - Tekstslide

Personages & Perspectief
Een verhaal bevat meestal personages. Een schrijver laat dit personage tot leven komen met het beschrijven van gevoelens, gedachten, voorkeuren, gewoontes en de persoonlijkheid.

Een perspectief bepaalt hoe een verhaal wordt gepresenteerd en dus hoe het wordt ervaren. Zo kan de schrijver invloed uitoefenen op de lezer en op het gevoel bij het verhaal.

Slide 19 - Tekstslide

Personages & Perspectief
Er zijn verschillende perspectieven die allemaal uniek zijn:
1. Ik-perspectief: Wordt verteld vanuit de eerste persoon. Je komt alle gedachten en acties van deze persoon te weten.
2. Hij/zij-perspectief (personaal): Wordt verteld vanuit de derde persoon. Beperkt tot de ervaringen van specifieke personages.
3. Auctoriaal (alwetend) perspectief: Een verteller die alles weet en volledige kennis heeft van personages en gebeurtenissen.

Slide 20 - Tekstslide

Personages & Perspectief
Het vertellen van verhalen lijkt zo heel ingekaderd. Dat is absoluut niet waar. Een mooi voorbeeld hiervan is het meervoudig perspectief.

Binnen het bijvoorbeeld het ik-perspectief kan je een meervoudig perspectief tegenkomen. Er worden in verschillende hoofdstukken andere personages behandeld.

Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandig werken (10 min)
Lees de theorie nog eens door en
maak opdracht 2 & 6

Schrijfvaardigheid (par. 3) blz. 95

Slide 22 - Tekstslide

Controleren lesdoelen
Je hebt geleerd hoe je:
- een onderwerp uitwerkt tot een plot

- levensechte personages verzint en een perspectief kiest voor je verhaal

Slide 23 - Tekstslide

Vooruitblik
Volgende week:
Toets bespreken
Paragraaf 4 & 5 behandelen.

Maak par. 4 opdracht 3, 5, 8 &  11 (Huiswerk!)

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 25 - Tekstslide

Wat hebben we gedaan vandaag?

Slide 26 - Tekstslide