2KC - Chapter 3 - Grammar

TODAY:
1. Check Homework -->

2. Uitleg: Grammar samen

3.  Homework time! -->




Homework for today:
x


New homework
for Monday:
33b,
 34a+b, 
35a+b




















 Goal: I can use adjectives in a sentence.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

TODAY:
1. Check Homework -->

2. Uitleg: Grammar samen

3.  Homework time! -->




Homework for today:
x


New homework
for Monday:
33b,
 34a+b, 
35a+b




















 Goal: I can use adjectives in a sentence.

Slide 1 - Tekstslide

word order

Slide 2 - Tekstslide

Wie doet wat waar wanneer?
         ow              ww                lv             plaats                    tijd

Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 4 - Tekstslide

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 5 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
my little brother
bakes
a cake
in the kitchen
every weekend

Slide 6 - Sleepvraag

De uitleg gaat nu over de 
'Plaats Voor Tijd'
regel:
-->

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Ezelsbruggetje:
PVT
=
Plaats Voor Tijd
(aan het eind van de zin)

Slide 9 - Tekstslide

Je gaat nu oefenen met de 
PVT regel:
-->

Slide 10 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 11 - Quizvraag

Fill in the correct word order.

My best friend is moving ...
A
to Australia in January.
B
in January to Australia.

Slide 12 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I saw him two days ago at the police station.
A
correct
B
wrong

Slide 13 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I bought this jacket in England a few years ago.
A
correct
B
wrong

Slide 14 - Quizvraag

Greedy
Hesitant
Cheerful
Quiet
Selfish

Slide 15 - Sleepvraag

Let's have a look at a couple of sentences!
1. Jackson is a happy kid.
2. The dog is scary.
3. Martin has a red pencil.
4. The green room is next to the beautiful hall.

Slide 16 - Tekstslide

We call these words Adjectives!
Happy
Scary
Red
Green
Beautiful

Slide 17 - Tekstslide

Adjectives

=

Woorden die aangeven wat of hoe een mens/dier/ding is

Slide 18 - Tekstslide

Adjectives & Word order

Slide 19 - Tekstslide