Hoofdstuk 1 KVB1

Wat weten jullie al van het vaarbewijs?
1 / 42
volgende
Slide 1: Woordweb
MaritiemMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat weten jullie al van het vaarbewijs?

Slide 1 - Woordweb

Planning Klein Vaarbewijs 1 & 2
1. Hoofdstuk 1 KVB1
2. Hoofdstuk 5 kvb1 + Hoofdstuk 6 zonder meteo
3. Hoofdstuk 6 kvb1 meteo + Hoofdstuk 6 KVB2 (meteo)
4. Hoofdstuk 4 kvb1 + Hoofdstuk 1 KVB2 
5. Hoofdstuk 2,3,4 kvb2
6. Hoofdstuk 2,3,4 kvb2 praktijk oefenen
7. Hoofdstuk 2 + 3 KVB1
8. Hoofdstuk 5+ 6 kvb2
9. Proefexamens
10. Examentraining/ herhalen / vragen  
                                                      

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Als je stroomafwaarts vaart dan is de rechteroever:
A
Aan de linkerkant met rode stompe tonnen.
B
Aan de rechterkant met rode stompe tonnen.
C
Aan de rechterkant met groene spitse tonnen.
D
Aan de linkerkant met groene spitse tonnen.

Slide 6 - Quizvraag

Welk reglement is van toepassing op de Gelderse IJssel?
A
Het BPR
B
Het RPR
C
Het BVA

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn "grote schepen"?
A
Schepen die langer zijn dan 15 meter
B
Schepen die langer zijn dan 20 meter
C
Schepen die langer zijn dan 25 meter

Slide 8 - Quizvraag

Welke schepen nemen initiatief om een blauw bord met witte rand en wit flikkerlicht?
A
Grote schepen die stroomopwaarts varen.
B
Grote schepen die stroomafwaarts varen.
C
Dit mogen alle schepen die stroomopwaarts varen.
D
Dit mogen alle schepen die stroomafwaarts varen.

Slide 9 - Quizvraag

Als je een stromende rivier op vaart, wat moet je dan nagekeken hebben?
A
Oliepeil; V-snaar; Koelwaterfilter; voldoende drinkwater
B
Oliepeil; Ankergerei in orde; Koelwaterfilter; voldoende drinkwater
C
Oliepeil; V-snaar; Koelwaterfilter; Ankergerei in orde
D
V-snaar; Ankergerei in orde; Koelwaterfilter; voldoende drinkwater

Slide 10 - Quizvraag

Als 2 schepen met tegengestelde koersen elkaar naderen op de Gelderse IJssel dan:
A
moeten beide schepen bij gevaar voor aanvaring naar SB wijken
B
Het afvarende schip voor het opvarende schip wijken
C
Het opvarende schip voor het afvarende schip wijken

Slide 11 - Quizvraag

De belangrijkste regel uit het BPR is: Goed zeemanschap. Wat houdt dat in?
A
Dat je beroepsvaart altijd voor laat gaan.
B
Dat je zo snel mogelijk naar stuurboords-wal gaat.
C
Dat je op de snelste en veiligste manier naar de haven vaart
D
Dat je schade aan mens of schip dient te voorkomen.

Slide 12 - Quizvraag

Het bord hiernaast betekent
A
verplichting voor grote schepen marifoon op kanaal 18 aan.
B
marifoonkanaal voor nautische informatie
C
einde verplichting om de marifoon op kanaal 18 aan te hebben

Slide 13 - Quizvraag

Het bord hiernaast betekent
A
algemeen doorvaartverbod
B
u nadert een wachtplaats
C
u nadert een zijkanaal

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Tegenliggers moeten langzamer varen.
B
Jij moet sneller varen om de tegenliggers vlot te passeren.
C
Verplicht stuurboordswal houden.

Slide 15 - Quizvraag

Wat moet een binnenvaartschip met gevaarlijke stoffen tonen?
A
B
C
D

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Welk vaarbewijs heb je nodig als je met een waterscooter op het ijsselmeer vaart?
A
Klein vaarbewijs 1
B
Klein vaarbewijs 2

Slide 19 - Quizvraag

Voor het varen op de Waddenzee met een schip langer dan 15 m. is:
A
een klein vaarbewijs 1 verplicht
B
een klein vaarbewijs 2 verplicht
C
geen klein vaarbewijs verplicht

Slide 20 - Quizvraag

Het BPR is van kracht op:
A
de Oosterschelde
B
het Kanaal van Gent naar Terneuzen
C
het Pannerdensch Kanaal

Slide 21 - Quizvraag

Met welk(e) scheepvaartregelement(en) heb je te maken als je deze tocht vaart?
A
Het BPR
B
Het RPR en BPR
C
Het BVA en BPR
D
Het BPR en scheepvaartregelement waddenzee

Slide 22 - Quizvraag

Met welk(e) scheepvaartregelement(en) heb je te maken als je deze tocht vaart?
A
Het BPR
B
Het RPR en BPR
C
Eerst met het RPR, daarna met het BPR en dan weer RPR.
D
Eerst met het BPR, daarna met het RPR en dan weer BPR.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Sleep de schepen naar het juiste vak
Groot schip
Klein schip

Slide 25 - Sleepvraag

Sleep de schepen naar het juiste vak
Groot schip
Klein schip

Slide 26 - Sleepvraag

HET RIJNVAARTPOLITIEREGLEMENT (RPR)

Welke van de onderstaande schepen is een klein schip?
A
een veerpont korter dan 20 meter
B
visserschip korter dan 20 meter
C
een duwbak korter dan 20 meter
D
een schip dat een groot schip mag slepen maar korter dan 20 m.

Slide 27 - Quizvraag

Welk vaartuig gaat als 1e, 2e, 3e voor.  Sleep ze naar het juiste vak.

1.
2.
3.

Slide 28 - Sleepvraag

Welk vaartuig gaat als 1e, 2e, 3e voor.  Sleep ze naar het juiste vak.

1.
2.
3.

Slide 29 - Sleepvraag

Welk vaartuig gaat als 1e, 2e, 3e voor.  Sleep ze naar het juiste vak.

1.
2.
3.

Slide 30 - Sleepvraag

Welk vaartuig gaat als 1e, 2e, 3e voor.  Sleep ze naar het juiste vak.

1.
2.
3.

Slide 31 - Sleepvraag

Welk vaartuig gaat als 1e, 2e, 3e voor.  Sleep ze naar het juiste vak.

1.
2.
3.

Slide 32 - Sleepvraag

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Artikel 25 SRW.
De lichten zoals weergegeven op nevenstaande tekening zijn op de Westerschelde:
A
voorgeschreven voor zeilschepen van 20 meter of meer.
B
voorgeschreven voor zeilschepen korter dan 20meter.
C
toegestaan voor zeilschepen korter dan 20 meter.

Slide 36 - Quizvraag

U ziet de volgende afgebeelde lichten: 2 witte lichten, de ene hoger dan de andere. Wat ziet u?
A
Een duwstel, 2 bakken breed (vooraanzicht)
B
Een sleepboot met sleep
C
Een groot schip dat ten anker ligt (stuurboordzijde)
D
Een groot schip dat ten anker ligt (bakboordzijde)

Slide 37 - Quizvraag

U ziet de volgende verlichting op een schip. Dit is:
A
Een veerpont (bb-zijde)
B
Een sleepboot (bb-zijde)
C
Een voor anker liggend schip (bb-zijde)
D
Een vissend vissersschip

Slide 38 - Quizvraag

U ziet de volgende verlichting op een schip. Dit is:
A
Een motorschip
B
Een sleepboot
C
Een groot zeilschip
D
Een klein zeilschip

Slide 39 - Quizvraag

U ziet de volgende verlichting op een schip. Dit is:
A
Een motorschip
B
Een sleepboot
C
Een groot zeilschip
D
Een klein zeilschip

Slide 40 - Quizvraag

U ziet de volgende verlichting op een schip. Dit is:
A
Een motorschip
B
Een sleepboot
C
Een groot zeilschip
D
Een klein zeilschip

Slide 41 - Quizvraag

U ziet de volgende verlichting op een schip. Dit is:
A
Een motorschip
B
Een sleepboot
C
Een groot zeilschip
D
Een klein zeilschip

Slide 42 - Quizvraag