les 55

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
- Wat gaan we doen?
Les 55 – Een plastic stukje paradijs op aarde?
- Nakijken
- Oefenen met het beantwoorden van vragen over een tekst
- Nabespreken/huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden
1 B
3 B, C, D
4 De leraar verwacht geen antwoord op de vraag. Het antwoord ligt namelijk voor de hand:  de leerling weet niet zo veel van huiswerk maken. De leraar stelt de vraag alleen om de aandacht van de leerling te trekken.
5 Een retorische vraag is een vraag waarop geen antwoord wordt verwacht. Het antwoord  ligt voor de hand. Een retorische vraag wordt geschreven met een vraagteken, maar als je de zin uitspreekt, klinkt er eerder een uitroepteken.


Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden
6 Hoe zou ik dáár nou iets mee willen? 
Weet je wat?

7 a Met ‘Wist je dat…?’ probeert de schrijver de aandacht te trekken van degene voor wie de vraag bedoeld is. De schrijver wil de ander iets nieuws vertellen; hij hoeft niet per se te weten of diegene dat al wist of niet.
b De schrijver wil de aandacht van de lezer trekken om de lezer met een grapje te vermaken.
c De schrijver wil met de retorische vraag ‘Wie is er niet groot mee geworden?’ de aandacht trekken. Doordat het antwoord op een retorische vraag voor de hand ligt, wekt de schrijver de indruk dat iedereen groot is geworden met Calvé pindakaas.

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden
8 Te beoordelen door de docent. 

9 A, D 

10 Bij ironie zegt de schrijver of spreker het tegenovergestelde van wat hij bedoelt.  In een gesprek kun je aan iemands gezichtsuitdrukking of aan de intonatie zien of horen dat het ironie is.

11 A, C

Slide 6 - Tekstslide

LES 55 Een plastic stukje paradijs op aarde
Nodig: je mobiel en het boek les 55 op blz. 114/115

Slide 7 - Tekstslide

Tekst
Lees de tekst op blz. 115 

Slide 8 - Tekstslide

Over welk probleem gaat het in de tekst?

Slide 9 - Woordweb

Waarom is het een probleem?

Slide 10 - Open vraag

Waardoor wordt het probleem veroorzaakt?
A
Het probleem wordt veroorzaakt doordat dieren en waterplanten doodgaan.
B
Het probleem wordt veroorzaakt doordat mensen allemaal afval op het strand laten liggen.
C
Het probleem wordt veroorzaakt doordat de wind te hard waait
D
Het probleem wordt veroorzaakt doordat mensen teveel snacks kopen

Slide 11 - Quizvraag

Retorische vraag
Normale vraag
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? (alinea 1)
Waar komt al dat plastic vandaag? (allinea 5)
Mensen op Bali gooien geen afval weg? (alinea 7)

Slide 12 - Sleepvraag

In alinea 11 is ironie gebruikt. Waarover is de schrijver ironisch?
A
De schrijver bespot dat er een spandoek bij het strand is opgehangen.
B
De schrijver bespot dat de bevolking van Bali zijn excuses aanbiedt.
C
De schrijver bespot dat plastic zwerfafval als een natuurverschijnsel gezien wordt.

Slide 13 - Quizvraag

achteloos
bedelven
deponeren
kleinschalig
ontzagwekkend
de moesson
zonder zorg, onbekommerd
Helemaal met iets bedekken
Iets  op een plaats leggen / neerleggen
op kleine schaal, klein van opzet
wat eerbied en waardering en soms angst oproept
wind die in gebieden bij de Indische en Grote Oceaan van tijd tot tijd uit dezelfde richting waait

Slide 14 - Sleepvraag

Is er al een goede oplossing gevonden voor het probleem van plastic afval op Bali? Leg uit!

Slide 15 - Open vraag

In alinea 6 staat: "Bij jullie in het Westen is er al lang een bewustzijn dat plastic slecht is." Ben jij het hiermee eens? Leg uit waarom wel / niet.

Slide 16 - Open vraag

Einde van les 55

Slide 17 - Tekstslide